Nederlands: Woordenschat 2F - Bouwstenen 1 t/m 6

Woordenschat 2F
Bouwsteen 1 t/m 6
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat 2F
Bouwsteen 1 t/m 6

Slide 1 - Tekstslide

Begrippen die je nog weet (uit je hoofd)

Slide 2 - Woordweb

Wat betekent: de aankoop?
A
dat wat je gratis krijgt bij iets wat je koopt
B
dat wat je koopt
C
dat wat je verkoopt

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent installeren?
A
iets op je telefoon of computer zetten
B
opnieuw opstarten
C
schrijven en verkopen

Slide 4 - Quizvraag

de machine
het bericht
de warmte
de hoeveelheid
het plan
het apparaat
de hitte
het perecentage
de melding
het ontwerp

Slide 5 - Sleepvraag

Wat betekent: uit de kluiten gewassen
A
erg groot
B
netjes en schoon
C
op een boerderij geboren

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een zorgboerderij?
A
een boerderij waar de dieren veel buiten komen
B
een boerderij waar mensen werken met extra begeleiding
C
een oude boerderij die opgeknapt wordt door vrijwilligers
D
een boerderij waar de dieren extra zorg krijgen

Slide 7 - Quizvraag

de mogelijkheid
de afwisseling
ziekte waarbij je steeds meer vergeet
de ontwikkeling van nieuwe ideeën
de variatie
de dementie
de optie
de innovatie

Slide 8 - Sleepvraag

Wat betekent: de identiteit?
A
het idee dat niemand gelooft wat je zegt
B
wanneer twee dingen precies hetzelfde zijn
C
wat je bent en hoe je bent

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent: zich ophopen?
A
als ergens steeds meer van komt
B
als iets steeds hoger boven de grond uitkomt
C
als je heel graag wilt dat iets gebeurd

Slide 10 - Quizvraag

gevaarlijk
misschien
zonder interesse
met dezelfde waarde
dat iets makkelijk kapot kan gaan
prettig
riskant
aangenaam
gelijkwaardig
wellicht
kwetsbaar
onverschillig

Slide 11 - Sleepvraag

Wat is de juiste spelling voor het cv?
A
curiculum vitae
B
curriculum vitea
C
curriculum vitae
D
curicullum vitae

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent: in de watten leggen?
A
iemand in slaap laten vallen
B
iemand die valt opvangen
C
iemand heel goed verzorgen
D
iemand zachtjes op bed neerleggen

Slide 13 - Quizvraag


A
de sportclub
B
de wachtkamer
C
het publiek
D
de tribune

Slide 14 - Quizvraag


A
de journalist
B
de weervrouw
C
de wereldster
D
de paparazzi

Slide 15 - Quizvraag

precies
installeren en in gebruik nemen
de andere mogelijkheid
onderwijs en opvoeding
zonder einde
afkomstig van iets natuurlijk
exact
oneindig
het alternatief
implementeren
de educatie
organisch

Slide 16 - Sleepvraag