4H - Chapitre 2 - Leçon 10

Programme d'aujourd'hui 
  • Partie 1:
  • La grammaire: le passé composé et l'imparfait 
  • (exercices 37 + 38 pages 75 à 77)
  • Partie 2: 
  • Parler + Écouter (CitoToets)
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Programme d'aujourd'hui 
  • Partie 1:
  • La grammaire: le passé composé et l'imparfait 
  • (exercices 37 + 38 pages 75 à 77)
  • Partie 2: 
  • Parler + Écouter (CitoToets)

Slide 1 - Tekstslide

Les objectifs

  • Kan een voorwerp beschrijven.
  • Kan belangrijke feitelijk informatie begrijpen in een audiofragment
  • Kan het verschil tussen de passé composé en de imparfait

Slide 2 - Tekstslide

La grammaire

Slide 3 - Tekstslide

Hoe maak je de passé composé?

Slide 4 - Woordweb

Hoe maak je de imparfait?

Slide 5 - Woordweb

En général, on dînait dans le jardin.
C'est un ...
imparfait
passé composé

Slide 6 - Poll

Tout à coup, il m'a donné un coup de poing.
C'est un ...
imparfait
passé composé

Slide 7 - Poll

Avant, j'habitais à Marseille.
C'est un ...
imparfait
passé composé

Slide 8 - Poll

Imparfait
passé composé
1
2
3
4
5
6
Écoute l'histoire. Passé composé ou imparfait? 
1
2
3
4
5
6

Slide 9 - Sleepvraag

Le passé composé

Slide 10 - Tekstslide

L'imparfait

Slide 11 - Tekstslide

Passé composé
Imparfait
En toen? 
Een toestand / beschrijving
een actie in het verleden
Een gewoonte (Quand) / feit
Een handleiding die aan de gang is
puis, alors, ensuite, après, tout à coup, soudain, l'année dernière
souvent, toujours, quelquefois, autrefois, tous les jours, avant, d'habitude

Slide 12 - Tekstslide

Moet je hier de passé composé of de imparfait gebruiken? \
"Ik ben geboren in het ziekenhuis"
A
imparfait
B
passé composé

Slide 13 - Quizvraag

Moet je hier de passé composé of de imparfait gebruiken?
"Voor 10 jaar, fietste hij naar school"
"Pendant 10 ans, il ________ à l'école en vélo"
A
imparfait
B
passé composé

Slide 14 - Quizvraag

Moet je hier de passé composé of de imparfait gebruiken?
"Toen hij klein was, fietste hij iedere dag naar school."
Quand il _____ petit, il _____ tous les jours en vélo à l'école"
A
imparfait
B
passé composé

Slide 15 - Quizvraag

Juin dernier, je _____________ (partir) en vacances.

Slide 16 - Open vraag

Soudain, ma voiture _____________ (tomber) en panne.

Slide 17 - Open vraag

Parler + Écouter

Slide 18 - Tekstslide

Parler
Vraag of hij / zij van kerst houd
Vraag waarom
Vraag wat zijn / haar favoriete gebruik is
Vraag of hij / zij van Kerstliedjes houd
Vraag wat hij / zij doet voor Kerst

Slide 19 - Tekstslide