Toets Hoofdstuk 6 Schakelingen

Toets hoofdstuk 6 Schakelingen

Deze toets bestaat uit 22 vragen. 
Voor deze toets zijn maximaal 90 punten te behalen.
Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald
kunnen worden. 

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Toets hoofdstuk 6 Schakelingen

Deze toets bestaat uit 22 vragen. 
Voor deze toets zijn maximaal 90 punten te behalen.
Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald
kunnen worden. 

Slide 1 - Tekstslide

Toets hoofdstuk 6 Schakelingen

Deze toets bestaat uit 22 vragen. 
Voor deze toets zijn maximaal 90 punten te behalen.
Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald
kunnen worden. 

Slide 2 - Tekstslide

Tijdens een practicum maak je een schakeling met een fietslampje en twee stroomdraadjes. De weerstand van het lampje is 18 Ohm.
Hoe groot zal de weerstand van de stroomdraadjes zijn?
A
35Ω
B
18Ω
C
1Ω

Slide 3 - Quizvraag

Een weerstand heeft de volgende ringen:
ring 1 = groen
ring 2 = oranje
ring 3 = rood
ring 4 = goud
Hoe groot is de waarde van deze weerstand minstens?
A
5565Ω
B
5300Ω
C
5035Ω

Slide 4 - Quizvraag

Over een weerstand staat een spanning van 8 V. Bij die spanning loopt er een stroom van 0,25 A.
Welke waarde heeft deze weerstand?

A
0,03Ω
B
2Ω
C
32Ω

Slide 5 - Quizvraag

Een fietslamp gaat automatisch aan als het donker wordt.
Welk onderdeel zit er zeker in deze lamp?

A
een LDR
B
een NTC
C
een relais
D
een transistor

Slide 6 - Quizvraag

Een inbraakalarm laat een bel rinkelen als er iemand in de buurt komt.
Welk onderdeel ‘ziet’ dat er iemand in de buurt komt?
A
de sensor
B
de verwerker
C
de actuator

Slide 7 - Quizvraag

In een schakeling is een relais opgenomen als schakelaar.
Door welk onderdeel wordt het relais bediend?

A
door het anker
B
door het breekcontact
C
door de elektromagneet
D
door de spoel

Slide 8 - Quizvraag

De startmotor van een auto wordt aangezet met een relais. De schakeling bevat twee stroomkringen. Vergelijk de stroomsterkte door de startmotor en het relais.
Wat is juist?
A
Hoog Hoog
B
Hoog Laag
C
Laag Hoog
D
Laag Laag

Slide 9 - Quizvraag

In een schakeling is een transistor opgenomen als schakelaar.
Door welk onderdeel wordt de transistor bediend?
A
door de basis
B
door de collector
C
door de emitter

Slide 10 - Quizvraag

Een transistor heeft een aan- en een uit-stand.
Welke stromen lopen er in de aan-stand door de transistor?

A
basis -> emitter collector -> emitter
B
basis -> collector basis -> emitter
C
collector -> emitter basis -> collector

Slide 11 - Quizvraag

Twee schakelaars zijn de transistor en het relais.
Welke schakelaar is geschikt voor een inbraakalarm met een zoemer?

A
alleen de transistor
B
alleen het relais
C
beide zijn geschikt
D
geen van beide is geschikt

Slide 12 - Quizvraag

1p a Hoe groot is de weerstandswaarde van weerstand A?
1p b Hoeveel kΩ mag de waarde van deze weerstand afwijken van de opgegeven waarde?

Slide 13 - Open vraag

1p c Wat is de kleurcode van weerstand B?

1p d Wat is de weerstandswaarde van weerstand C?

Slide 14 - Open vraag

Nauwkeurig meten levert op dat C een weerstandswaarde heeft van
679 000 Ω.

e Welke kleur mag de vierde ring op weerstand C hebben?
Leg je antwoord uit (1p).

Slide 15 - Open vraag

Patricia gaat de weerstand van een lampje bepalen. Behalve het lampje gebruikt zij daarvoor een spanningsbron, twee meters en aansluitdraden.
a Teken het schema van de schakeling die Patricia maakt (1p).

Slide 16 - Open vraag

b De meters zijn in figuur 1 afgedrukt.
Lees af en noteer:
– de spanning;
– de stroomsterkte.
(2p)
c Bereken de weerstand van het lampje (2p).

Slide 17 - Open vraag

Een lampje heeft een weerstand van 15 Ω. Er mag maximaal een stroom van 0,5 A door het lampje gaan. Ibrahim wil het lampje aansluiten op een accu van 12 V. Zie figuur 2.
a Hoeveel stroom zou er door het lampje gaan lopen als er geen weerstandje in de schakeling zit? (2p)

Slide 18 - Open vraag

b Bereken op welke spanning dit lampje (zonder extra weerstandje) mag worden aangesloten. Schrijf de berekening op. (2p)

c Hoe groot moet de weerstand zijn om een stroom van 0,5 A door het lampje te laten lopen? (2p)

Slide 19 - Open vraag

Om te voorkomen dat er te veel stroom door het lampje gaat lopen, schakelt hij een weerstandje in serie met het lampje.
d Bereken de waarde die het weerstandje in de schakeling moet hebben om het lampje veilig op 12 V te kunnen laten branden. Leg je antwoord uit met een berekening (2p).

Slide 20 - Open vraag

Een bijzondere weerstand wordt aangesloten op een spanningsbron van 3,0 V en in een glas water gedompeld. In dit glas water staat ook een thermometer waarop de temperatuur van het water af te lezen is. Het glas water wordt verhit met een brander. Zie figuur 3.
Ga naar de volgende sliide voor de vragen...

Slide 21 - Open vraag

Bij verschillende temperaturen wordt de stroomsterkte gemeten. Deze meetresultaten staan in tabel 2. De tabel en het assenstelsel van figuur 4 staan ook op de uitwerkbijlage. Deze kun je invullen, fotograferen en als antwoord toevoegen.
a Reken de stroomsterkte om in A (ampere) en vul deze in op de uitwerkbijlage in de derde kolom (1p).

Slide 22 - Open vraag

Bij verschillende temperaturen wordt de stroomsterkte gemeten. Deze meetresultaten staan in tabel 2. De tabel en het assenstelsel van figuur 4 staan ook op de uitwerkbijlage. Deze kun je invullen, fotograferen en als antwoord toevoegen.
b Bereken voor elke meting de weerstand en vul de resultaten in op de uitwerkbijlage in de vierde kolom.

Slide 23 - Open vraag

c. Teken een grafiek van de weerstand tegen de temperatuur in het assenstelsel op de uitwerkbijlage. (2p)
b. Hoe groot is de weerstand bij 25 °C? (1p).
e. Leg uit wat voor soort weerstand in de schakeling gebruikt werd (2p).



Slide 24 - Open vraag

Een schakeling bevat een lampje dat brandt als schakelaar S geopend is.
In figuur 5 is een gedeelte van deze schakeling getekend. De figuur staat ook op de uitwerkbijlage.
Maak op de uitwerkbijlage de schakeling van figuur 5 af.
(2p)

Slide 25 - Open vraag

In figuur 6 staat een schakeling met een speciale weerstand.
a. Hoe noem je deze weerstand? (1p)
b. Leg uit hoe deze weerstand werkt. (2p)

Slide 26 - Open vraag

Een winkelier heeft een kluis waarin hij kostbaarheden bewaart. De winkelier wil dat bij het sluiten van de kluisdeur een controlelampje boven de deur gaat branden en de verlichting in de kluis uit gaat. Hij laat hiervoor een schakeling ontwerpen. In figuur 7 zie je het schakelschema.
a Leg uit dat deze schakeling 2 actuatoren bevat. (1p)

Slide 27 - Open vraag

In de schakeling zit een fout. Als de deur open gaat, brandt het controlelampje en is het donker in de kluis.
b. Welke fout heeft de ontwerper gemaakt? (2p)
c. Hoe kan de ontwerper de fout herstellen? (1p)

Slide 28 - Open vraag

In een schakeling voor een automatische straatverlichting is een relais opgenomen. Op een bepaald moment van de dag staat het relais in de stand zoals die in figuur 8 is getekend.
a. Welk schakelonderdeel fungeert in deze schakeling als verwerker? (1p)

Slide 29 - Open vraag

(Verder met vraag over figuur 8)

b. Leg uit of deze stand van het relais overdag of ’s nachts optreedt. (2p)
c. Leg uit of het anker van het relais dan contact maakt met het maakcontact of met het breekcontact. (3p)

Slide 30 - Open vraag

Bert maakt de schakeling van figuur 9 om een transistor te testen. De figuur staat ook op de uitwerkbijlage.

a. Zet in de figuur op de bijlage een C bij de collector, een B bij de basis en een E bij de emitter van de transistor. (1p)

Slide 31 - Open vraag

Bert maakt de schakeling van figuur 9 om een transistor te testen. De figuur staat ook op de uitwerkbijlage.

b. Geef in de figuur op de bijlage de stroomrichtingen aan door in alle verbindingsdraden pijlen te tekenen. (1p)

Slide 32 - Open vraag

Bert meet in de schakeling van figuur 9 op drie plaatsen de stroomsterkte. Hij vindt 3 mA, 91 mA en 94 mA.

c. Noteer deze stroomsterkten op de juiste plaats in de figuur op de uitwerkbijlage. (1p)


Slide 33 - Open vraag

Bert sluit nog een vierde draad aan waardoor lamp L uitgaat.
d.Teken deze vierde draad in de figuur op de uitwerkbijlage. (1p)



Slide 34 - Open vraag

De temperatuur van de olie in een frituurpan wordt gemeten met een weerstand. De olie mag niet te heet worden. Bij een bepaalde temperatuur moet het verwarmingselement worden uitgeschakeld. In figuur 10 is een gedeelte van deze schakeling getekend. De figuur staat ook op de uitwerkbijlage.
a. Hoe heet de weerstand die de temperatuur meet? (1p



Slide 35 - Open vraag

b. Maak de schakeling van figuur 10 op de uitwerkbijlage af. (3p)

Slide 36 - Open vraag

In een eenvoudige rookmelder zit een bijzondere weerstand als sensor. Bij brand valt er door de rookontwikkeling minder licht op deze weerstand. Hierdoor moet een zoemer gaan loeien. Een relais sluit de stroomkring waarin de zoemer is opgenomen.
a. Maak de schakeling van figuur 11 af in de figuur op de uitwerkbijlage. (2p)

Slide 37 - Open vraag

(verder met vraag over figuur 11)

b. Leg uit hoe de schakeling werkt. (5p)

Slide 38 - Open vraag

Peter maakt van 6,8 meter weerstandsdraad van 12 Ω/m een draadweerstand.
a. Bereken de waarde van deze draadweerstand. (1p)
b. Sacha wil van hetzelfde weerstandsdraad een draadweerstand maken van 303,6 . Hoeveel meter draad moet zij afpassen? (1p)
c. Joost maakt van hetzelfde weerstandsdraad een draadweerstand waarvan de waarde 10% hoger is dan die van Sacha. (3p)

Slide 39 - Open vraag

(vervolg vorige vraag)
d. Bereken hoeveel procent zijn weerstandsdraad langer is dan die van Sacha. (3p)

Slide 40 - Open vraag