Talent in ontwikkeling: differentiëren met nieuwe media & ict (1)

Leerlijn NMICT - thema 5
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
Communication & multimedia designHBOStudiejaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Leerlijn NMICT - thema 5

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Leerlijn nieuwe media & ict
  1. Waarom?

  2. Nieuwe media versus ict

  3. Tijdens dit thema worden nieuwe media & ict ingezet t.b.v. differentiatie (vandaag rekenen).

Slide 3 - Tekstslide

Thema 5: differentiëren met nieuwe media & ict
Doel van de leerlijn nmict thema 5
Je kent digitale tools die je ook kunt inzetten om te differentiëren en probeert minimaal één van deze tools uit in onderbouw of bovenbouw.

Toetsing thema 5
Criterium werkplekbeoordeling feedback slb'er: 
"De student verzamelt in het portfolio bewijs van de inzet van nieuwe media en ict om differentiatie ten aanzien van een les te realiseren.
Dit bewijs bestaat uit drie delen:
[1] bewijsmaterialen van de activiteit (waaronder een lesvoorbereiding) 
[2] feedback van een opleider (mentor, slb'er, schoolopleider) 
[3] een beknopte reflectie over de meerwaarde van deze inzet van nieuwe media en ICT."

Bron
Slobbe & Van Ast (2018). Kleppen Dicht: Effectief leren met ICT. Huizen: UItgeverij Pica




Slide 4 - Tekstslide

Definitie differentiëren
Differentiëren is het 
bewust, doelgericht aanbrengen van verschillen in 
instructie, verwerking en leertijd 
binnen een (heterogene) groep of klas leerlingen, 
op basis van onder andere 
prestaties, beheersingsniveau, leervoorkeur
interesse, motivatie en tempo.
bron: https://www.cps.nl/blog/2018/11/28/4-misverstanden-over-differenti%C3%ABren

Slide 5 - Tekstslide

Differentiëren is meer dan het inzetten van werkvormen in de les en dus meer dan een ‘trucje’. 
Wanneer je bewust nadenkt over welke leerlingen wat nodig hebben 
en vervolgens de verdeling van de leerstof daarop aanpast, 
is er sprake van differentiëren.

Het begint bij het goed kijken wat leerlingen nodig hebben en hen ook zelf dit inzicht te geven.
 
Daar speel je vervolgens op in door te differentiëren. 

Goede manieren hiervoor zijn het inzetten van een keuzebord of keuzemenu.
bron: https://www.cps.nl/blog/2018/11/28/4-misverstanden-over-differenti%C3%ABren

Slide 6 - Tekstslide

Open opdrachten
Hoe opener de opdracht (b.v. placemat of denken-delen-uitwisselen), 
hoe meer differentiatiemogelijkheden deze bevat. 

Er is echter pas sprake van differentiëren als deze opdracht bewust is ingezet, rekening houdend met verschillen tussen leerlingen  

Slide 7 - Tekstslide

Zoek een passende differentiatievorm
Differentiëren in instructie 
leerlingen krijgen meer (verlengde) of minder instructie

Differentiëren in verwerking 
leerlingen krijgen verdiepende opdrachten of keuzes in werkvormen of onderwerpen

Differentiëren in leertijd
leerlingen kunnen versnellen of vertragen en/of worden voorbereid op de toekomstige lesstof (met instructiefilmpjes)

bron: https://www.cps.nl/blog/2018/11/28/4-misverstanden-over-differenti%C3%ABren

Slide 8 - Tekstslide

Verschil tussen differentiëren en activerende didactiek
Bij activeren van leerlingen of variatie in de les zet een docent willekeurig werkvormen in om de lessen gevarieerder te maken en leerlingen actiever.

Bij differentiëren worden deze werkvormen bewust gekozen op basis van waargenomen verschillen tussen leerlingen.

Slide 9 - Tekstslide

Organisatorisch versus didactisch differentiëren
Organisatorisch differentieren:
op zoek naar mogelijkheden om te differentiëren in je lesorganisatie
- differentiëren op 2/3 niveaus
- leerlingen werken in verschillend tempo door dezelfde stof

Dit doet beroep op voorbereiding, beschikbaarheid van (divers) leermateriaal en op klassenmanagement

Slide 10 - Tekstslide

Organisatorisch versus didactisch differentiëren
Didactisch differentiëren: 
Voorbeeld voorkennis activeren door denken delen uitwisselen --> 
diff op inhoud (iedereen haalt eigen voorkennis op), diff op vorm (iedere ll wordt indiv persoonlijk geactiveerd), pedagogisch (leraar loopt rond en ondersteunt individuele leerlingen of groepjes op passende manier)
Veel activerende werkvormen hebben didactisch differentiëren in zich.
Voordeel: je activeert EN differentieert.

Naast een verzameling didactische werkvormen is het ook verstandig niveauverhogende vragen te verzamelen.
Bekwaam jezelf in het vragend helpen en stellen van denkvragen aangepast aan de individuele leerbehoeftes van het kind (tijdens zelfstandig werken).

Slide 11 - Tekstslide

IGDI versus ADI
Werken volgens het ADI-model (Activerende Directe instructie) betekent nog niet dat je differentieert. 
Het IGDI-model (Interactieve Gedifferentieerde Directe Instructie), met als basis ADI, helpt docenten wél te differentiëren. 
Binnen de lesstructuur geeft de docent op bepaalde momenten instructie. 
Deze instructiefases zijn bij uitstek geschikt om te differentiëren. 
De verschillen tussen ADI en IGDI zitten vooral in de fasen van de begeleide inoefening en de zelfstandige verwerking: in die fasen gaat de docent binnen het IGDI-model namelijk differentiëren tussen verschillende groepen leerlingen: te weten de instructie-afhankelijke, instructie-gevoelige en instructie-onafhankelijke leerlingen.
Je kunt het model aanvullen met vormen van differentiatie in verwerking en leertijd. 

Slide 12 - Tekstslide

Differentiatiematrix ADI-model

Slide 13 - Tekstslide

Differentiatiematrix

Slide 14 - Tekstslide

Uitgangspunt van de leerlijn NMICT

Aandacht voor nieuwe media en ict 
met de focus op de gekozen leeftijdsprofilering 
binnen de brede inzetbaarheid 
van een leraar basisonderwijs.



Slide 15 - Tekstslide

Differentiëren in instructie: leerlingen krijgen meer (verlengde) of minder instructie

Differentiëren in verwerking: leerlingen krijgen verdiepende opdrachten of keuzes in werkvormen of onderwerpen

Differentiëren in leertijd: leerlingen kunnen versnellen of vertragen en/of worden voorbereid op de toekomstige lesstof (met instructiefilmpjes)

Slide 16 - Tekstslide

Ballonnen-estafette Prowise
Studenten verdelen de klas in 2 groepen...
Maken rij 2 m van het bord. 
Gedurende 1 minuut: wie maakt de meeste tafeltjes?

Slide 17 - Tekstslide

Waar hebben we nu aan gewerkt?

Slide 18 - Woordweb

Automatiseren versus memoriseren
Automatiseren is rekenhandelingen vrijwel routinematig uitvoeren.
Voordat een leerling antwoord geeft op een som voert hij of zij snel enkele 'ingesleten' denkstappen uit.

Memoriseren is het uit het hoofd kennen van de antwoorden van sommen.

Slide 19 - Tekstslide

Het automatiseren van basisbewerkingen moet worden onderhouden
Kinderen vinden het lastig

  • Afwisseling in werkvormen
  • Veel herhaling
  • Blijven oefenen is belangrijk (van korte naar lange termijngeheugen)
  • Voordelen bewegend leren (Positieve korte- en langetermijneffect van bewegen op de werking van het brein, de aandacht en taakgerichtheid van de leerlingen)

Slide 20 - Tekstslide

Wat hebben we met de ballonnenrace bewerkstelligd?
Rekenen
Samenwerken
Competitie

Slide 21 - Tekstslide

Waarop kunnen we differentiëren?

Slide 22 - Woordweb

Hoe kun je met de ballonnenrace differentiëren? 
  • Differentiëren op niveau
  • Differentiëren op tijd
  • Differentiëren op ontwikkeling

Slide 23 - Tekstslide

Hoe kun je met de ballonnenrace differentiëren? 
1.  differentiatie op niveau 

De klas als één groep:

jij kiest de makkelijkste tafeltjes (gericht op stimuleren competentieniveau).
2. differentiatie op niveau

De klas in twee groepen: 

de sterke rekenaars krijgen alle tafels, de zwakke rekenaars krijgen de makkelijke tafeltjes.

Slide 24 - Tekstslide

Hoe kun je met de ballonnenrace differentiëren? 
1.  differentiatie op niveau 

De klas als één groep:
jij kiest de makkelijkste tafeltjes (competentieniveau stimuleren).
2. differentiatie op niveau

De klas in twee groepen: 
de sterkere rekenaars krijgen alle tafels, de zwakkere rekenaars krijgen de makkelijke tafeltjes.
3: differentiatie op tijd

De klas in twee groepen: 
de sterke rekenaars krijgen 1 minuut, 
de zwakke rekenaars krijgen 2 minuten.

Slide 25 - Tekstslide

Hoe kun je met de ballonnenrace differentiëren? 
1.  differentiatie op niveau 

De klas als één groep:
jij kiest de makkelijkste tafeltjes (competentieniveau stimuleren).
2. differentiatie op niveau

De klas in twee groepen: 
de sterkere rekenaars krijgen alle tafels, de zwakkere rekenaars krijgen de makkelijke tafeltjes.
3: differentiatie op tijd

De klas in twee groepen: 
de sterke rekenaars krijgen 1 minuut, 
de zwakke rekenaars krijgen 2 minuten.

4. differentiatie op ontwikkeling

De klas als één groep: 
de kinderen geven zelf aan voor welke tafeltjes zij willen gaan (eerlijk verdelen).

Slide 26 - Tekstslide

Wat heb je als leraar nodig om de ballonnenestafette te kunnen doen?
backpack
leraar21

Slide 27 - Tekstslide

In hoeverre sta je hierachter en hoe ziet het eruit in je onderwijs?

Slide 28 - Tekstslide

Joggen en flitsen
Hoe kun je hiermee differentiëren?
Afwisseling in werkvormen 


Slide 29 - Tekstslide

Wat heb je als leraar nodig om te kunnen joggen en flitsen?
backpack
leraar21

Slide 30 - Tekstslide

99math

Slide 31 - Tekstslide

Wat heb je als leraar nodig om 99MATH te kunnen doen?
backpack
leraar21

Slide 32 - Tekstslide

Opdracht voor de volgende bijeenkomst (week 4)
  • Ga na welke devices jullie op de basisschool tot je beschikking hebben.

  • Zorg dat je weet wat TPACK betekent

Slide 33 - Tekstslide