Dierlijk en Plantaardig

Voedingsmiddelen
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Voedingsmiddelen

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Ik weet wat voedingsmiddelen zijn
  • Ik weet het verschil tussen plantaardig en dierlijk
  • Ik kan zeggen of een voedingsmiddel plantaardig of dierlijk is 
2 min

Slide 2 - Tekstslide

Boodschappenmand
In de mand zit eten, verschillende dingen die je kunt eten en die gemaakt zijn op een boerderij of in een fabriek.
Die dingen kunnen van dieren zijn of van planten. Dierlijk of plantaardig.

  • Van planten zijn: vruchten, wortels, fruit, groente, noten, bonen.
  • Van dieren zijn: vlees, melk, kaas, eieren (zuivel), eieren.
  • Hetzelfde: planten en dieren allebei eten
  • Anders: bij planten: geen dieren nodig
5 min

Slide 3 - Tekstslide

In duo's -met je buur
In gesprek: 
Wat eet jij graag?
Is dat van dieren of planten?
Hoe weet je dat?
5 min

Slide 4 - Tekstslide

Wat hebben jullie besproken?
3 min

Slide 5 - Tekstslide

Conclusie?
  • Als je groente, fruit, noten of bonen eet is het van planten. 
Plantaardig.
  • Als je vlees, melk, kaas  zuivel), en eieren eet is het van dieren. Dierlijk.
2 min

Slide 6 - Tekstslide

voedingsmiddelen
Er bestaan dierlijke en plantaardige voedingsmiddelen. Producten die plantaardig zijn, groeien vaak in de akkerbouw. Producten die dierlijk zijn worden vaak geproduceerd in de veeteelt. Verschillende diersoorten worden gefokt om dierlijke producten te maken.
Als je plantaardige en dierlijke producten vergelijkt, kun je veel verschillen, maar ook overeenkomsten vinden. Het is allebei een voedingsmiddel, maar voor dierlijke producten moeten dieren gefokt worden. 

3 min

Slide 7 - Tekstslide

Plantaardig en dierlijk
Je ziet hier plantaardige en dierlijke voedingsmiddelen. Veel plantaardige producten, zoals asperges en broccoli groeien in Nederland in de akkerbouw. Dierlijke producten zoals kip en eieren, maar ook van andere diersoorten zoals koeien of vissen, worden gefokt in veeteeltbedrijven of visfokkerijen. Als je de producten vergelijkt is het allemaal voeding die wordt geproduceerd, dit is een overeenkomst. Maar er zijn ook veel verschillen.
3 min

Slide 8 - Tekstslide

Je kunt zowel plantaardige als dierlijke ............
eten. Een voorbeeld van een plantaardig product is............ Een voorbeeld van een dierlijk product is ..........

Het verschil tussen ........................... en ......................... voedingsmiddelen is dat het van een plant of een dier komt.

voedingsmiddelen
broccoli
kipfilet
plantaardige
dierlijke 

Slide 9 - Sleepvraag

Mijn dagmenu
-Vul de tabel in
-Vul in wat je gisteren hebt gegeten
-Wat heb je gegeten bij ontbijt/lunch/diner/tussendoor
-was het plantaardig of dierlijk
-waarom? 
-bekijk nu het menu van je buurman
-eet hij vooral dierlijk of plantaardig?
10 min

Slide 10 - Tekstslide

Wat kwam er uit je dagmenu?
En van je buurman?
Wie eet er plantaardiger/dierlijker?
5 min

Slide 11 - Tekstslide

Lesdoelen behaald?
  • Ik weet wat voedingsmiddelen zijn
  • Ik weet het verschil tussen plantaardig en dierlijk
  • Ik kan zeggen of een voedingsmiddel plantaardig of dierlijk is 
4 min

Slide 12 - Tekstslide