NOVA T4 Basisstof 3

Elektriciteit
1. Batterijen 
2. Spanningsbronnen
3. De stroomkring
4. Schakelingen
5. Vermogen en energie
6. Veiligheid
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Elektriciteit
1. Batterijen 
2. Spanningsbronnen
3. De stroomkring
4. Schakelingen
5. Vermogen en energie
6. Veiligheid

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Absentie
Herhaling vorige les
Doel van de les
Voorkennis ophalen
Uitleg 
Opdrachten en Nakijken
Doel van de les en afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Doel van de vorige les
  • Je kunt voordelen en nadelen noemen van enkele spanningsbronnen
  • Je kunt uitleggen wat een generator is. 
  • Je kunt benoemen welke spanning er op een stopcontact staat. 
  • Je kunt beschrijven hoe elektriciteit bij jou thuis komt. 
  • Je kunt beschrijven welke spanning veilig is. 

Slide 3 - Tekstslide

Wat doet een dynamo?
A
Deze zorgt dat de fiets beweegt.
B
Deze zorgt voor spanning zodat je lamp het doet.

Slide 4 - Quizvraag

Wat doet een generator?
A
Deze zorgt voor een hogere spanning dan aan dynamo.
B
Deze zorgt voor een lagere spanning dan een dynamo.

Slide 5 - Quizvraag

Welke spanning is veilig?
A
230V
B
110V
C
Alles onder 24 V
D
1,5 V

Slide 6 - Quizvraag

Waar komt elektriciteit vandaan?
A
van af zee
B
elektriciteitscentrales
C
zonnepanelen en windmolens

Slide 7 - Quizvraag

Begrippen basisstof 2
Dynamo : Apparaat dat door ronddraaiende beweging spanning opwekt
Elektriciteitscentrale : Plaats waar elektriciteit wordt opgewekt
Generator : Grote dynamo. De spanning die een generator levert is veel hoger dan die van een dynamo.
Spanningsbron : Voorwerp dat spanning levert.
Stopcontact : Aansluitpunt dat elektriciteit levert. De spanning ervan is 230 volt.

Slide 8 - Tekstslide

Doel van de les
Je kunt beschrijven in welke richting de elektrische stroom door een stroomkring loopt.
Je kunt het verschil uitleggen tussen een gesloten stroomkring en een onderbroken stroomkring.
Je kunt uitleggen wat geleiders en isolatoren zijn, en voorbeelden geven
Je kunt uitleggen hoe je met een schakelaar een stroomkring kunt
onderbreken en sluiten.
Je kunt uitleggen wat een schakelschema is en de belangrijkste symbolen toepassen

Slide 9 - Tekstslide

Wat weet je al over....
Een stroomkring maken?

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Video

Doel van de les

Stroom gaat van + naar - 
+
-

Slide 12 - Tekstslide

Doel van de les
Dit is een schematische
stroomkring.

Welk verschil zie je? 

Slide 13 - Tekstslide

Een schakelaar zorgt voor een gesloten stroomkring

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Hoe kan dit?

Slide 16 - Tekstslide

Doel van de les
Geleiders                                          Isolatoren

Slide 17 - Tekstslide

Doel van de les
Schakelschema

Batterij
Lampje
Schakelaar

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak de opdrachten 1 t/m 16 (blz 219 - 227)
Laat de opdrachten aftekenen en kijk ze na met het antwoordenboek

                                 Laatste 10 minuten afsluiten!

Slide 19 - Tekstslide

Afsluiten
Je kunt beschrijven in welke richting de elektrische stroom door een stroomkring loopt.
Je kunt het verschil uitleggen tussen een gesloten stroomkring en een onderbroken stroomkring.
Je kunt uitleggen wat geleiders en isolatoren zijn, en voorbeelden geven
Je kunt uitleggen hoe je met een schakelaar een stroomkring kunt
onderbreken en sluiten.
Je kunt uitleggen wat een schakelschema is en de belangrijkste symbolen toepassen

Slide 20 - Tekstslide

Is dit schakelschema gesloten of open?
A
Gesloten
B
Open

Slide 21 - Quizvraag

Welk symbool is het rondje met een kruis erin?
A
Batterij
B
Schakelaar
C
Lampje
D
Stroom

Slide 22 - Quizvraag

Welk symbool is het 'deurtje'
A
Batterij
B
Schakelaar
C
Lampje
D
Stroom

Slide 23 - Quizvraag

Welk symbool is het + dunne streep, - dikke streep?
A
Batterij
B
Schakelaar
C
Lampje
D
Stroom

Slide 24 - Quizvraag

Stroom gaat altijd van - naar +
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quizvraag