A3a skn wk 20 - 23 april

Vandaag
  • Bespreken opdr. Raketbrandstof
  • Uitleg 6.3 Oplosmiddelen 
  • Weektaak 

  • Vragen
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vandaag
  • Bespreken opdr. Raketbrandstof
  • Uitleg 6.3 Oplosmiddelen 
  • Weektaak 

  • Vragen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Ik verwacht van jullie
  • Actieve houding
  • Serieus meedoen met de vragen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Vraag 1
1. Geef de vergelijking van de reactie die optreedt bij de ontbranding van de raket.

Slide 5 - Tekstslide

Vraag 1
2. Waarom zijn de raketten gevuld met vloeibare waterstof (H2) en vloeibare zuurstof (O2) en niet met deze stoffen in de gasvorm?

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

NASA
4. Zoek op internet op hoeveel spaceshuttles er zijn geweest, welke succesvol waren en welke niet en waarom het spaceshuttle programma is beëindigd.

Slide 8 - Tekstslide

https://twitter.com/Space_Station?ref_src=twsrc%5Etfw%7Ctwcamp%5Eembeddedtimeline%7Ctwterm%5Eprofile%3ASpace_Station&ref_url=https%3A%2F%2Fwww.nasa.gov%2Fmission_pages%2Fstation%2Fmain%2Findex.html

Slide 9 - Tekstslide

6.3 Oplosmiddelen
- Water
- pH

Slide 10 - Tekstslide

Water 
- Groot oplossingsvermogen: 
- Dichtheid
- Soortelijke Warmte
- Hoog kookpunt
- pH

Slide 11 - Tekstslide

Hoe kan het dat ijs op water drijft?

Slide 12 - Open vraag

Ijs drijft op water 
De watermoleculen zitten in ijs verder van elkaar dan water. 

Slide 13 - Tekstslide

De massa van één liter ijs is groter dan de massa van één liter water.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

De dichtheid van ijs (vast water) heeft een kleinere dichtheid dan water in vloeibare fase.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Ijs drijft op water 
De watermoleculen zitten in ijs verder van elkaar dan water. 
Dus, 1L ijs weegt minder dan 1L water. Daarom blijft het drijven op water

Slide 16 - Tekstslide

Water 
- Groot oplossingsvermogen
- Dichtheid: van ijs kleiner dan van water
- Soortelijke Warmte: Er is veel energie nodig om water te verwarmen.
- Hoog kookpunt
- pH: neutraal

Slide 17 - Tekstslide

pH

Slide 18 - Woordweb

pH
- pH geeft de zuurtegraad van een oplsossing aan
- pH schaal van 0 tot 14.

Slide 19 - Tekstslide

pH
- pH geeft de zuurtegraad van een oplsossing aan
- pH schaal van 0 tot 14.

Slide 20 - Tekstslide

pH - indicator
Hiermee kan je meten wat voor een pH de oplossing heeft

Dit gaan jullie zelf doen!

Slide 21 - Tekstslide

Zure oplossingen hebben
een ...................
A
pH groter dan 7
B
pH kleiner dan 7
C
pH is 7

Slide 22 - Quizvraag

Rodekoolsap

Slide 23 - Tekstslide

ThuisPracticum: Rode koolsap
Doel: Je kan zelfstandig een practicum uitvoeren om de pH van zes huishoudproducten te testen
Weektaak: 20 - 25 april & 6 - 8 mei
Inleveren: Na de meivakantie in je nieuwe scheikunde team in Teams. 

Slide 24 - Tekstslide

ThuisPracticum: Rode koolsap
pH bepalen van:




Azijn
Citroensap
Water met suiker
Afwasmiddel
Water
Huishoud
ammonia

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Laten zien in SOM waar je dit kan vinden

Slide 27 - Tekstslide

Weektaak
- Opdracht Rode koolsap maken 
(na de vakantie inleveren via Teams)

Slide 28 - Tekstslide

Laatste les
- Dankjewel!

- Compliment hoe jullie de online lessen hebben meegedaan ;-)
 

Slide 29 - Tekstslide

Tips tops

Slide 30 - Woordweb

Blijf je nog hangen?
  • Specifieke vragen
  • Opdrachten van Explosies bespreken

Slide 31 - Tekstslide

4.
Bij de lancering van een raket wordt een deel van de energie geleverd door de reactie van aluminium en het zout ammoniumperchloraat (NH4ClO4). Bij deze reactie ontstaat aluminiumchloride, aluminiumoxide, stikstof en water.
a Geef de vergelijking van deze reactie. Vermeld de toestandsaanduidingen.


Slide 32 - Tekstslide

4.
Bij de lancering van een raket wordt een deel van de energie geleverd door de reactie van aluminium en het zout ammoniumperchloraat (NH4ClO4). Bij deze reactie ontstaat aluminiumchloride, aluminiumoxide, stikstof en water.
a Geef de vergelijking van deze reactie. Vermeld de toestandsaanduidingen.

6 NH4ClO4 (s) + 10 Al (s) → 4 Al2O3 (s) + 2 AlCl3 (s) + 3 N2 (g) + 12 H2O (g)    


Slide 33 - Tekstslide

4.
a) 6 NH4ClO4 (s) + 10 Al (s) → 4 Al2O3 (s) + 2 AlCl3 (s) + 3 N2 (g) + 12 H2O (g)    

Voor één lancering is 850 ton ammoniumperchloraat nodig.
b) Bereken hoeveel ton aluminium nodig is.



Slide 34 - Tekstslide

4.
a) 6 NH4ClO4 (s) + 10 Al (s) → 4 Al2O3 (s) + 2 AlCl3 (s) + 3 N2 (g) + 12 H2O (g)    

Voor één lancering is 850 ton ammoniumperchloraat nodig.
b) Bereken hoeveel ton aluminium nodig is.



6 NH4CIO4
10 Al
massaverhouding
massa (ton)

Slide 35 - Tekstslide

4.
a) 6 NH4ClO4 (s) + 10 Al (s) → 4 Al2O3 (s) + 2 AlCl3 (s) + 3 N2 (g) + 12 H2O (g)    

Voor één lancering is 850 ton ammoniumperchloraat nodig.
b) Bereken hoeveel ton aluminium nodig is.



6 NH4CIO4
10 Al
massaverhouding
705,0
270
massa (ton)

Slide 36 - Tekstslide

4.
a) 6 NH4ClO4 (s) + 10 Al (s) → 4 Al2O3 (s) + 2 AlCl3 (s) + 3 N2 (g) + 12 H2O (g)    

Voor één lancering is 850 ton ammoniumperchloraat nodig.
b) Bereken hoeveel ton aluminium nodig is.



6 NH4CIO4
10 Al
massaverhouding
705,0
270
massa (ton)
850
x = 850 x 270 / 705 = ...
Dus voor 850 ton ammoniumperchloraat heb je 326 ton aluminium nodig.

Slide 37 - Tekstslide