Natuur en Techniek verdieping

1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuur en techniekHBOStudiejaar 2

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welkom allemaal, fijn dat jullie er zijn.
Jullie zijn dit thema bezig met een verhalend ontwerp een super krachtige manier om een thema vorm te geven in het kleuteronderwijs.

Verhalend ontwerpen is een specifieke vorm van thematisch werken, waarbij verhalen centraal
staan of korter gezegd: ‘leren door verhalen’. Verhalen kun je gebruiken om dingen aan de orde te
stellen die we van belang vinden om aan kinderen te leren. 

Door verhalend ontwerpen in te zetten,
zorg je ervoor dat het leren betekenisvol wordt bij kinderen en dat ze actief gaan leren. 

Verhalend
ontwerpen wordt gekarakteriseerd door sleutelbegrippen als: verbeelding, verwondering,
betekenisvol, samenhang, context, motiverende inspiratiebron

Even voor mijn beeldvorming welke verhalen hebben jullie als uitgangspunt voor jullie ontwerpen.???

Benoem,
Deze les geeft jullie inpunt om jullie verhaal en episoden vorm te geven vanuit de bouwhoek.



Aan het eidne van de les,
  • kan de student geschikte materialen uit de bouwhoek selecteren om in te zetten tijdens de gekozen verhaallijn.
  • heeft de student zelf geoefend met een HKJ vraag waarmee de leerlingen in de bouwhoek aan de slag kunnen (ontwerpend leren).
  • weet de student hoe kinderen te begeleiden in de bouwhoek.
  • is de student zich bewust van genderbewust lesgeven bij STEM-vakken (Science, Technology, Engineering, Mathematics).

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

gewoon random een paar studenten de beurt geven. Als opening.
Veel materialen zijn geschikt om in te zetten voor natuur en techniek. 
Zelf materiaalvoorbeelden koppelen aan voorbeeldonderwerpen voor kleuters.

Wat staat er in jullie bouwhoek Klets met elkaar !

plenair.

Doelen die vanuit deze hoek aan bod kunnen komen zijn:

De student formuleert in het verhalend ontwerp sleutelvragen waarmee de leerlingen in de bouwhoek aan de slag kunnen (ontwerpend leren).

De student selecteert geschikte materialen uit de bouwhoek om in te zetten tijdens de gekozen verhaallijn.

De student bereidt vragen voor die bij de begeleiding en de evaluatie van een werkles in de bouwhoek gebruikt kunnen worden.

De student is zich bewust van genderbewust lesgeven bij STEM-vakken (Science, Technology, Engineering, Mathematics).


Slide 4 - Tekstslide

Maar denk aan veel meer.

mozaiek tegels,
wc rollen
buizen
halve buizen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide


We gaan aan de slag vanuit een ontwerpvraag  in de bouwhoeken Jullie hebben in jullie verhalend ontwero misschien ookal sleutelvragen waarin de bouwhoe een mooie plek kan krijgen. 

VAak gaan kinderen aan de slag vanuit het niets de materialen liggen er maar er is weinig stureing. De kinderen rennen er zo snel mogelijk heen vaak de jongens en spelen daar. De juf is blij dat dze uit de kals zijn en er is verder geen toezicht. 

BEter is het als kinderen aan het werk gaan vanuit een probleem een hoe kun je vraag waar wij het vorige les ook over hebben gehad rondom de spin. Daar kom ik straks op terug. 
Of vanuit een verhaal of prentenboek. 

VAak gaan kinderen aan de slag vanuit een probleem, dat wara wij vorig eweek aan hebben gewerkt. Of vanuit een prentenboek tot spel ed. 


aan jouw de taak daar taal aan te geven om van ontdekken naar ontwerpen en onderzoeken te komen. of te wel om het denken echt et ontwikkleen. 


Hoe doe je dat dan !
Voroal door aandacht en vragenom de cogitieve enz ontwikkeling,. welke vergeten. 


Als we specifiek ingaan op de bouwhoek dat is toch waar je aan dent bij natuur en techtniek is ook hier jouw roil van groot belang. 
OOk hiervooral om taal aan te bieden, mee te spelen en de steeds een stapje verder te helpen. 


KAn ook gaan over de ontwerphoek, 

Slide 8 - Tekstslide

Speel waar dat kan zelf mee en creëer daarbij je
eigen bouwwerk. Start met een korte observatie
van het spel van de kinderen en imiteer dat spel
met je eigen materialen. Aap het spel niet na,
maar speel een soortgelijk spel als de kinderen,
met je eigen materialen. In plaats van steeds vragen te stellen aan de kinderen vraag je je dingen
hardop af, verwonder je je over aspecten van je
eigen bouwwerk. ‘Hoe kan ik nu een raam in deze
muur maken? Ojee, zo het gaat niet ...’ ‘Oh kijk, ik
heb een deur gemaakt met deze blokjes. Dat heb
ik zo en zo gedaan.’
Of je maakt fouten in je eigen bouwwerk, die je
hardop benoemt of als een probleem aan kinderen voorlegt. ‘He, die deur, daar klopt iets niet
aan, maar wat? Och nee, dat kan natuurlijk niet
zo. Maar hoe kan ik dat dan wel maken?’ Als geen
van de kinderen reageert, heb je bij hen nog niet
de juiste snaar geraakt. Vanuit de ‘problemen’ die
je met je eigen bouwwerk tegenkomt, inspireer je
kinderen tot nieuwe handelingen die ze kunnen
toepassen in hun eigen spel.
Zo moet er bijvoorbeeld – om het hok van Flappie
de cavia te kunnen bouwen – eerst onderzoek
gedaan worden. Je moet namelijk weten hoe
groot Flappie de cavia is, hoeveel ruimte de cavia
nodig heeft om fijn te kunnen lopen en hoe hoog
een cavia kan springen.
Voorbeelden van ‘problemen’ voor de bouwhoek
zijn:
• Welke dieren kunnen naast elkaar in de dierentuin leven en hoe hoog moeten de hekken
worden gemaakt?
• Hoe maken we voor de gevaarlijke leeuwen een
stevig hok?
• Hoe groot moet een garage zijn voor Bob die
twee bussen en een auto heeft?
• De koning wil voor de bruiloft van zijn prinses
mooie mozaïekvloeren in de zalen van het
kasteel laten leggen. Wie kan helpen met het
leggen van mooie patronen in de vloer?
• Hoe ziet een beverburcht er eigenlijk uit?
Kunnen we dat maken?
• Hoe groot moet een bouwwerk worden als we
er zelf in willen spelen?
• Hoe bouw ik een ronde toren?
Laat kinderen zelf ontdekkingen doen, maar help
waar nodig. Frustratie over het niet bereiken van
het gewenste resultaat kan ertoe leiden dat een
kind niet meer in de bouwhoek wil spelen. Dat
moet je zeker zien te voorkomen

Slide 9 - Tekstslide

VB vanuit een ontwerpvraag. 

KInderen gaan overleggen. Wat hebben zij dan nodig om het fijn te hebben. er ontsatat taal en vanuit die social econtect gaan de kkinderen aan de slag. 

KJE ziet hierook meteen wat andere materialen in d ebouwhok kunnen doen. 
Denk bij d ebouwhoek niet alleen aan grote maiterialen als blokken maar verrijk het met poppetjes en wereldspelmateriaal
figuren. 
Zo maak je de bouwhoek een plek waar echt spel kan ontstaan en gerichter gewerkt kan worden. 

als dieren, poppetjes

Slide 10 - Tekstslide

Broiuwers geeft een aantal hulpmiddelen voro spelebegeleiding. JUllie wel bekent en hebben jullie bij onderwijskunde gehad denk ik. 

ik heb er daar 1 uit gepakt den dat is hulp bieden door materialen aan t ebeiden. 

Denk er aan dat d ebouwhoek een veelheid aan materialen nodig heeft om tot werk te kunne komen. veelal is het een standaard blokkensset, maar probeer dara out of the box te denken. 

Slide 11 - Tekstslide

JE stelt veel vragen !

Ok en dan gaan de kinderen aan de slag.
De bouwhoek is een plek waar dej ongens veelal zo snel mogelijk naartoe rennen om aan de slag te gaan. Daar wil ik verandering in brengen. De bouwhoek geeft ruimte voor iedereen om te ontwikklene.
Toch geeft onze kijk op gende rvaak een input om de bouwk=hoek te laten zoals hij is.

Sterker nog jongens moeten bewegen jongesn moeten bouwen groot bezig zijn enz. toch of niet!? 
Of geven wij dat mee? 


Ontwikkelingsgebieden die voo riedereen van belangz ijn niet alleen voor jonges.

Slide 12 - Video

Wij zijn daar misschien wel dwingender in dan gedacht. EBn je je bewust van jouw rol daarin. een ander voorbeeld. 

tot 4;30 kijken

Slide 13 - Video

https://www.youtube.com/watch?v=1alP4Gytoz8&list=PL3leiSf-vQV1glG-0ymyvH_sQHfSPMYLM&index=1

Gender gelijkheid
  • In NL kiezen minder meisjes voor een betatechnisch beroep dan in andere landen in Europa.
  • Uitsluiten van een schoolloopbaan richting betatechnische beroepen wordt al voor het 10e jaar gedaan.
Door bij het geven van Natuur en Techniek meisjes en jongens gelijk te behandelen, kunnen interesses gewekt en talenten ontdekt worden bij alle leerlingen

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

alleen bespreken

Even terug naar de vvorig ekeer 

De vorig ekeer ebben we het gehad over creativiteit. 
We hebben het toen gehad over wat het eigenlijk allemala is en hoe het eruit ziet in relatie ot beeldend ook hebben we het toen gehad 
creativiteit

Slide 18 - Woordweb

voorkennis
Ontwerpvraag; HKJ

Slide 19 - Tekstslide

uitleggen wat een HKJ vraag is.

Creativiteit in d ebouwhoek. 

vb les tim 

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Kenmerkend voor creativiteit is dat je alle kanten op kunt denken. Denk alle kanten op. (divergent denken)

Slide 23 - Tekstslide

verschil prototype wat alleen maar verbeelding is van je idee en het maken van een werkend technisch product.

Slide 24 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag met lesmaterialen
  1. Formuleer een  ontwerpvraag (HKJ; Hoe kun je/ kan haas enz...) bij het thema (van een prentenboek) dat je nu in je stage bent tegengekomen. Of neem het voorbeeld van Boer boris; Hoe kunnen de eendjes veilig aan de overkant komen? 
  2. Maak met de materialen twee verschillende oplossingen.
  3. Vinden jullie dit materiaal geschikt voor alle kleuters/ deze ontwerpvraag?
  4. Aan welk kennisdoel werk je met dit materiaal? (TULE)
  5. (Herhaal voor een ander thema/ prentenboek.)

Slide 25 - Tekstslide

Nabespreking; Welke ontwerpvraag leidt tot verschillende oplossingen? Is het maken van de oplossing haalbaar met dit lesmateriaal.
Spreekt de vraag ontwerpvraag alle leerlingen aan? (gender...)

20 minuten?

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Link

inclusief kerndoel 34, 38, 39
Doorklikken naar 2 leerlijnen als voorbeeld.
eventueel zelf naar de leerlijnen laten kijken voordat ze woordweb invullen.

Slide 28 - Tekstslide

gewoon random een paar studenten de beurt geven. Als opening.
Veel materialen zijn geschikt om in te zetten voor natuur en techniek. 
Zelf materiaalvoorbeelden koppelen aan voorbeeldonderwerpen voor kleuters.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Link

bij ontwerpend leren hoeft niet altijd het product te 'werken'. Laat de fantasie een grote rol spelen in het ontwerpproces.
Het verschil tussen een product dat doet waar het voor gemaakt is.
Een prototype aan de hand waarvan je kunt vertellen wat je oplossing is.

Slide 38 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vakinhoud; constructies

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een fiets frame is een constructie.

Een constructie bestaat uit onderdelen en materialen.
Materialen zijn stoffen waarvan we iets kunnen maken.
Onderdelen zijn de verschillende delen waar een constructie uit bestaat.
Constructies

Slide 41 - Tekstslide

een plaat glas of een plank is geen constructie; het moet uit onderdelen bestaan.
Constructie
Een constructie moet:
  • stevig zijn
  • sterk zijn
  • stabiel zijn

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe maak je een constructie stevig?
  • Een constructie moet sterk, licht en betrouwbaar zijn.  
  • Een constructie met driehoeken is stevig.                       Een driehoek is vormvast.

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Staal constructies 
Aan de buitenzijde zichtbare staal constructie, bekleed met glas

Slide 44 - Tekstslide

vierkanten met diagonaal= 2 driehoeken= vormvast
Stevigheid= krachten compenseren
Als op een constructie (brug, gebouw, ...) krachten werken moet de constructie die krachten kunnen compenseren, anders stort de constructie in.


Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overspanning
Om een brug stevig te maken heb je stevige constructies. 
Twee voorbeelden van deze constructies zijn: een driehoeks-constructie en een boogconstructie.

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bruggen

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stabiel
Hoe breder de basis hoe steviger
Stabiel ???!!!

link
https://wikikids.nl/Constructie

Slide 48 - Tekstslide

De Euromast in cijfers
De van gewapend beton gemaakte toren heeft een diameter van 9 meter (binnen) en een wanddikte van 30 centimeter. De fundering bestaat uit 131 betonpalen. Hierop rust een blok gewapend beton van 1.900.000 kilo, als tegenwicht voor de bovengrondse constructie. Zo ligt het zwaartepunt onder de grond, voor maximale stabiliteit. 
Wolkenkrabber
* Fundering diep in de grond,
constructie ingeklemd in de grond (werkt als hefboom)

= Stabiele constructie

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Digitale geletterdheid
Denken als een computer deskundige met kleuters (computational thinking)

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Futurenl.org
https://www.lessonup.com/nl/channel/futurenl/curricula/gz8rTvM66AXyDvXoh

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 52 - Link

samenvatting van de hele les; filmpje laten zien.

Poster; https://www.leraar24.nl/app/uploads/poster-bouwontwikkeling-def.jpg

<iframe width="440" height="270" src="https://www.leraar24.nl/api/video/217965579/embedded/barbie-in-de-bouwhoek/" frameborder="0" allowscreen></iframe>


Slide 53 - Link

Deze slide heeft geen instructies