Alle/allen, beide/beiden

Woorden op -n bij zelfstandig gebruik (alle, allen)
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woorden op -n bij zelfstandig gebruik (alle, allen)

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alle of allen?
Welke vorm je moet gebruiken hangt van twee dingen af:

  1. Is het een zelfstandig naamwoord?
  2. Gaat het om personen?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Vóór zelfstandig naamwoord
Als alle voor een zelfstandig naamwoord staat, schrijf je het altijd met een -e achteraan. Het maakt niet uit of het zelfstandig naamwoord om personen gaat of niet. 

Bijvoorbeeld:
Alle leerlingen weten dat je alle zinnen met een hoofdletter moet beginnen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

geef voorbeelden van regel 1

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Staat alle hier vóór een zelfstandig naamwoord?


'Ik ben blij met alle cadeautjes.'
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quizvraag

Cadeautjes is een zelfstandig naamwoord. 
Staat alle hier vóór een zelfstandig naamwoord?


'De schoonmaakster moet alle wc's schrobben.'
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag

Wc's is een zelfstandig naamwoord.
Staat alle hier vóór een zelfstandig naamwoord?


'Ik weet niet welke ik moet kiezen. Alle zijn leuk.'
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quizvraag

Alle is hier zelf een zelfstandig naamwoord.
2. Zelfstandig naamwoord - 
geen personen

Als alle zelf een zelfstandig naamwoord is, en het gaat niet om personen, dan schrijf je het ook met een -e achteraan.

 Bijvoorbeeld:
Schrijf tien zinnen. Begin ze alle met een hoofdletter.
(Alle klinkt heel formeel, hier gebruik je meestal allemaal)

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geef 2 voorbeelden van regel 2

Slide 9 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

3. Zelfstandig naamwoord - personen


Als alle zelf een zelfstandig naamwoord is, en het gaat wel om personen, dan schrijf je het met -en achteraan.

Bijvoorbeeld:
10 leerlingen doen mee. Allen weten dat je een zin met een hoofdletter begint.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geef 2 voorbeelden van regel 3

Slide 11 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Waarover gaat alle?

'Denk aan de poezen: je moet ze alle op tijd eten geven.'
A
Over personen
B
Niet over personen

Slide 12 - Quizvraag

Alle gaat hier over de poezen. Poezen zijn dieren, geen personen. 
Waarover gaat allen?

'We helpen allen mee.'
A
Over personen
B
Niet over personen

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Onthouden



Je schrijft dus alleen allen bij een zelfstandig naamwoord dat om personen gaat!





Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beide of beiden?



Dezelfde regels gelden bij het kiezen tussen beide of beiden.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kies de juiste uitgang:


Jullie moeten aardig zijn tegen all... kinderen die straks langskomen. 
A
-e
B
-en

Slide 16 - Quizvraag

Alle staat hier vóór een zelfstandig naamwoord, namelijk kinderen. 
Kies de juiste uitgang:


Denk aan je handen: houd ze beid... aan het stuur!
A
-e
B
-en

Slide 17 - Quizvraag

Beide is hier een zelfstandig naamwoord dat niet over personen gaat maar over handen. 
Kies de juiste uitgang:


Ik heb twee opa's. Beid... komen trouw naar al mijn verjaardagen.
A
-e
B
-en

Slide 18 - Quizvraag

Beide is hier een zelfstandig naamwoord dat niet over personen gaat, namelijk de opa's.
Kies de juiste uitgang:


Wij hebben tien docenten. Op de
vergadering komen ze all... bijeen.
A
-e
B
-en

Slide 19 - Quizvraag

Allen is hier een zelfstandig naamwoord dat om personen gaat, namelijk de docenten.
Momentje  nadenken

Slide 20 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?
Heb je de regels goed genoteerd?
Welke vragen heb je nog? Die kun je bij de volgende dia invullen.
Even oefenen

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

We gingen met zijn (...) naar de bioscoop.
A
alle
B
allen

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(...) cursisten maken nooit hun huiswerk.
A
Sommige
B
Sommigen

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Katten zijn leuk. (...) vind ik vervelend
A
Weinige
B
Weinigen

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb twee zussen. Ze zijn (...) erg goed in taal.
A
beide
B
beiden

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De kippen waren (...) ontsnapt.
A
alle
B
allen

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hans had twee foto's gemaakt. Ze zijn (...) mislukt.
A
beide
B
beiden

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

............ bleven de hele nacht blaffen.
A
sommige
B
sommigen

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Helaas werden niet alleen de zieke(n), maar ook de mooiste(n) omgehakt.
A
zieken - mooisten
B
zieke - mooisten
C
zieke - mooiste
D
zieken - mooiste

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Enkele(n) onder ons zijn nooit tevreden, ondanks dat van de cijfers de meeste(n) in orde blijken.
A
enkele-meeste
B
enkelen-meesten
C
enkele-meesten
D
enkelen-meeste

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het zijn altijd dezelfde(n) die kritiek hebben op de gang van zaken.
A
dezelfde
B
dezelfden

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zoek het verschil in betekenis 
  1. Enkele schrijvers vonden het cabaret niet leuk, maar alle andere genoten ervan.
  2. Enkele schrijvers vonden het cabaret niet leuk, maar alle anderen genoten ervan.
  3. De familie verzorgde een maaltijd voor de arme.
  4. De familie verzorgde een maaltijd voor de armen.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heb je vragen? Schrijf ze hier op.

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies