Mavo naar havo- bijvoeglijk naamwoord- H.2

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je hoe je (stoffelijke ) bijvoeglijke naamwoorden kunt herkennen. 


1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je hoe je (stoffelijke ) bijvoeglijke naamwoorden kunt herkennen. 


Slide 1 - Tekstslide

Welke woordsoorten weten jullie al( nog) ?

de geleerde woordsoorten zijn:

Zelfst. nw

Lidwoorden: de- het = bepaald lidwoord

een= onbepaald lidwoord

Slide 2 - Tekstslide

ZELFSTANDIG NAAMWOORD



Woorden voor mensen
bakker - tandarts - boer - leerling - jongen - meisje
Woorden voor dieren
hond - paard - lieveheersbeestje - panda - marmot
Woorden voor planten
tulp - roos - eik - dennenboom - tulp - boterbloem
Woorden voor dingen
iPad - telefoon - kast - etui - kleed - broek - stoel
me-di-pla-di
Woorden voor namen
Kees - Sofie - Praxis - Albert Heijn - Coca Cola - Haribo - Apple - Jansen
Woorden voor gevoel
liefde - haat - angst - geluk - pijn - dorst - boosheid

Slide 3 - Tekstslide

Een bijvoeglijk naamwoord (bn) vertelt iets over een zelfstandig naamwoord

Je zegt bijvoorbeeld: Wat een leuk idee! Het bijvoeglijk naamwoord leuk vertelt iets over het zelfstandig naamwoord idee.


Slide 4 - Tekstslide


Zo herken je een bijvoeglijk naamwoord.
Een bijvoeglijk naamwoord staat meestal vóór het zelfstandig naamwoord: een mooie, heel beroemde film (zn).

Soms staat het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord: 
De film is mooi en heel beroemd.





Slide 5 - Tekstslide

Een bijvoeglijk naamwoord heeft vaak een korte vorm (zonder -e) en een lange vorm (met een -e): mooi – mooie; lief – lieve; stoer – stoere; ovaal – ovale.



Een bijvoeglijk naamwoord kent meestal de ‘trappen van vergelijking’: stellende trap (fijn)vergrotende trap (fijner)overtreffende trap (fijnst).



Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Werkwoordsvormen zoals teleurgesteld en teleurstellend kun je gebruiken als bijvoeglijk naamwoord. Je benoemt ze dan ook als bijvoeglijk naamwoord.


Voorbeelden: De trainer was na de nederlaag een teleurgesteld (bn) mens. De supporters vonden een verlies van 0-2 een teleurstellend (bn) resultaat.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Noteer alle bijvoeglijke naamwoorden:

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt van welke stof iets gemaakt is: gouden oorbellen, een plastic zonnebril.

Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord heeft maar één vorm en eindigt meestal op -en: zilveren, stenen, maar niet altijd (een nylon tas). 



Slide 18 - Tekstslide

Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord en het heeft géén trappen van vergelijking.



Sommige bijvoeglijke naamwoorden zijn gemaakt van een werkwoord. Voorbeelden: het kussende paar, het gekuste meisje, een gebroken hart.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Link

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 21 - Tekstslide

Ga nu naar de online versie
Klik op de rechterkant op E-books

Slide 22 - Tekstslide

Kies Flex-leerboek 1 havo/vwo

Slide 23 - Tekstslide

Aan de slag

Slide 24 - Tekstslide

Lees eerst de theorie op blz. 62 Grammatica woordsoorten


 Maken opdr. 1 helemaal

opdr. 2 en opdr. 3 alleen vraag 1

+opdr. 4 helemaal

blz. 62-63









Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Slide 27 - Video