Workshop 1: Kosten koper

Kosten bij het kopen van een huis
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare school

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Kosten bij het kopen van een huis

Slide 1 - Tekstslide

Doelen van de workshop
Na deze workshop heb je geleerd:
  • Wat de woningmarkt is
  • Wat onroerende zaken zijn
  • Welke kosten er zijn bij het kopen van een woning

Slide 2 - Tekstslide

Zou jij liever een huis willen kopen of huren. Leg uit waarom.

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Video

Woningmarkt
De woning markt is de totale vraag en het totale aanbod van woningen.

De woningmarkt bestaat uit:
  • Huurwoningen
  • Koopwoningen

Slide 5 - Tekstslide

Hoe werkt het kopen van een huis?

Slide 6 - Tekstslide

Wie zorgen ervoor dat jij een woning kunt kopen?

  • De makelaar adviseert, helpt en onderhandelt bij het kopen en verkopen van een huis. De makelaar wilt hier uiteraard geld voor. Dit is meestal een percentage van de prijs van het huis.

  • De notaris stelt de transportakte op. Dit is het bewijs dat de woning aan de koper is geleverd. De akte wordt hierna in het Kadaster opgeschreven. Deze legt het eigendom vast van alle onroerende zaken.  

Slide 7 - Tekstslide

Wat zijn onroerende zaken?

Slide 8 - Open vraag

OZB
  • Onroerende zaken zijn: Huizen, grond en andere gebouwen.

  • Als je een koopwoning hebt, moet je onroerendezaakbelasting aan de gemeente betalen. Dit is een klein percentage van de WOZ-waarde van je woning. 

  • WOZ --> Wet onroerendezaakbelasting en wordt ieder jaar door de gemeente vastgesteld

Slide 9 - Tekstslide

Verdere kosten bij het kopen van een woning

  • Kosten koper: bijkomende kosten. Deze zijn ongeveer 5% van de aankoopprijs. Deze bestaan onder andere uit de kosten voor de makelaar en de notaris. 
  • Overdrachtsbelasting: onder de kosten koper valt in ieder geval 2% overdrachtsbelasting. Dit gaat naar de overheid

Slide 10 - Tekstslide

Maak de opgaven in tweetallen

  • Je hebt  10 minuten de tijd.
  • Maak de opdrachten op het opdrachtenblad
  • Geluidsniveau is fluisterend met je buurman/buurvrouw

Slide 11 - Tekstslide

Antwoorden
37:
(1) Tekort
(2) Hoger

38:
€ 12,20 x 1,25 x 64 = € 976 

39: 
Doordat de inflatie hoger is dan de (lage) spaarrente, daalt de reële
waarde (koopkracht) van haar spaargeld. 

Slide 12 - Tekstslide

Antwoorden
40. 
€ 75.000 + € 40.000 - € 102.000 = € 13.000 
0,10 x € 13.000 = € 1.300
41. 
• aankoopprijs                                                                € 215.000
notariskosten                                                                  € 1.100
makelaarskosten                                                           € 5.375
kosten hypotheekadvies                                            € 1.075 +
totaal                                                                                   € 222.550 
• schenking ouders                                                      € 75.000 -
benodigde hypotheek                                                € 147.550 

Slide 13 - Tekstslide

Waaruit bestaat de woningmarkt?
A
Het aanbod van huurwoningen
B
De vraag naar koopwoningen
C
Het aanbod en de vraag naar huur- en koopwoningen
D
Het aanbod en de vraag naar koopwoningen

Slide 14 - Quizvraag

Noem een voorbeeld van een onroerend goed

Slide 15 - Open vraag

Onroerendezaakbelasting is een percentage van de aankoopprijs van de woning
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 17 - Open vraag

Wat vond je van deze workshop?

Slide 18 - Open vraag