5.6B

• Wiskunde
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Wat gaan we vandaag doen?

  Hoeken berekenen in figuren met meerdere driehoeken

Stel ∠S1=30 °

Hoe groot is ∠S3 ?

Stel ∠S1=30 °

Hoe groot is ∠S3 ?

 ∠S3 = 30 °(overstaande hoeken)

In deze tekening kan ik nog meer rekenen:

In deze tekening kan ik nog meer rekenen:

∠S4 = 180° - 30°= 150°(gestrekte hoek)

De drie hoeken van een driehoek zijn samen ...........° (hoekensom driehoek)

Vul alleen het getal in dat op de puntjes moet staan

Wat zijn de basishoeken in
deze driehoek?

1. ∠A en ∠B
2. ∠B en ∠C
3. ∠A en ∠C

∠C

Bereken            ?

1. ∠C=210°
2. ∠C=55°
3. ∠C=30°
4. ∠C=40°

∠C=180°−115°−35°=30°

Leer ook hoe je dit op moet schrijven!!

(hoekensom driehoek)

?

∠I

Hoe groot is

∠I=180°−70°−30°=80°

(hoekensom driehoek)

Bereken de hoek met het vraagteken.

∠=180°−62°−25°=93°

(hoekensom driehoek)