Argumenteren

Argumenteren
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Argumenteren

Slide 1 - Tekstslide

wat is objectief en wat is subjectief?

Slide 2 - Woordweb

Objectief en subjectief
Gebaseerd op een feit (waar of onwaar).
Gebaseerd een niet-feitelijke uitspraak. 

Slide 3 - Tekstslide

Standpunt
Als je een standpunt over iets inneemt, dan geef je je mening over die zaak. 

Slide 4 - Tekstslide

Argumenten 
Met een argument kun je je eigen standpunt verdedigen of het standpunt van een ander aanvallen.

Slide 5 - Tekstslide

Citeer een subjectief argument uit 1 van de columns.

Slide 6 - Open vraag

Citeer een objectief argument uit 1 van de columns.

Slide 7 - Open vraag

Geef een objectief argument voor de stelling: 'Leraren moeten voorrang krijgen bij een Coronatest'.

Slide 8 - Open vraag

Geef een subjectief argument voor de stelling: 'Leraren moeten voorrang krijgen bij een Coronatest'.

Slide 9 - Open vraag

Geef je mening over het artikel: Ode aan leraar.

Slide 10 - Open vraag

Je mening geven is....
A
objectief
B
subjectief

Slide 11 - Quizvraag

In een column kan een schrijver je overtuigen, welke middelen kan hij/zij gebruiken om je te overtuigen?

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Video

Slide 14 - Tekstslide

Een meisje van 11 jaar mag geen topmodel zijn. Zij moet kind kunnen zijn. Dit is kinderarbeid. 

Slide 15 - Tekstslide

Groep 1
Je bent het eens met de stelling.

Verzin 2 objectieve argumenten.
Verzin 2 subjectieve argumenten. 


Groep 2
Je bent het niet eens met de stelling.


Verzin 2 objectieve argumenten.
Verzin 2 subjectieve argumenten. 

Slide 16 - Tekstslide

Groep 1
Schrijf 1 objectief argument van groep 2 op. 

Schrijf 1 subjectief argument van groep 2 op. 


Groep 2
Schrijf 1 objectief argument van groep 1 op.
Schrijf 1 subjectief argument van groep 1 op. 

Slide 17 - Tekstslide

Groep 1
Verzin 2 tegen argumenten.


Groep 2
Verzin 2 tegen argumenten. 

Slide 18 - Tekstslide