Les 1 Inleiding in het recht : wat is recht?

• rechtsvakken
• MBO
• Studiejaar 1

Welkom bij de allereerste les recht!

Zorg dat je je boek bij de hand hebt én, als je kunt, ingelogd bent bij boom beroepsonderwijs.

Waar denk je aan bij het woord recht?

Denk je dat jij al wel eens te maken hebt (gehad) met het recht?

1. Ja
2. Weet ik niet
3. Nee

Controle!!

Met de leerdoelen kun je controleren of je alle kennis van dit hoofdstuk beheerst.

Welke norm is veranderd?

Welke norm is veranderd?

Welke norm is veranderd?

Welke norm is veranderd?

Gaat het hier om rechtsregels of gewone regels?

1. Rechtsregel
2. Gewone regel

Gaat het hier om rechtsregels of gewone regels?

1. Rechtsregel
2. Gewone regel

Gaat het hier om rechtsregels of gewone regels?

1. Rechtsregel
2. Gewone regel

Gaat het hier om rechtsregels of gewone regels?

1. Rechtsregel
2. Gewone regel

Waarom is er een aparte wet voor de politie?

Kennen jullie nog meer wetten uit het strafrecht

Wie is deze dame?

Welk symbool staat voor het gelijkwaardigheidsbeginsel?

1. Zwaard
2. Blinddoek
3. Weegschaal

Welk symbool staat voor de onpartijdigheid?

1. blinddoek
2. weegschaal
3. zwaard

Welk symbool staat voor het oordeel?

1. weegschaal
2. zwaard
3. blinddoek

Welk rechtsgebied?
'Jan haalt frites bij de snackbar.'

1. staatsrecht
2. strafrecht
3. burgerlijk recht
4. bestuursrecht

Welk rechtsgebied?
'Jan slaat de buurman een gebroken neus.

1. staatsrecht
2. bestuursrecht
3. strafrecht
4. burgerlijk recht

Welk rechtsgebied?
'Jan stemt bij de verkiezingen op de VVD.'

1. staatsrecht
2. bestuursrecht
3. strafrecht
4. burgerlijk recht

Regel of rechtsregel?
'Piet rijdt buiten de bebouwde kom maximaal 80 km/u.

1. rechtsregel
2. regel

Regel of rechtsregel?
'Piet haalt elke zaterdag friet voor het gezin.'

1. rechtsregel
2. regel

Regel of rechtsregel?
'Piet verdient loon omdat hij werkt.'

1. regel
2. rechtsregel

Regel of rechtsregel?
'Piet staat elke ochtend om 7 uur op'

1. regel
2. rechtsregel

Noem een voorbeeld van een rechtsfeit wat geen handeling is, maar wel rechtgevolg heeft. (=gebeurtenis)

Geef een voorbeeld van een handeling met bedoeld rechtsgevolg. (rechtsgevolg was gepland)

Geef een voorbeeld van een handeling zonder bedoeld rechtsgevolg. (rechtsgevolg was niet gepland)

Controle!!

Met de leerdoelen kun je controleren of je alle kennis van dit hoofdstuk beheerst.