Hoofdstuk 4.2 deel 2

3.2 De chemische hoeveelheid (mol) 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

3.2 De chemische hoeveelheid (mol) 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
-Oefenopgave zouten en molrekenen  
Het belangrijkste wat je in je scheikunde carrière kunt leren: namelijk molrekenen!
- LET ECHT GOED OP EN DOE MEE
- We gaan hier heel erg veel mee oefenen
vandaag: gram naar mol en mol naar gram 

Slide 2 - Tekstslide

Aan het einde van de les kun je
- De molaire massa van een stof berekenen (vorige week al gedaan)
- Van een stof het aantal gegeven gram omrekenen naar het aantal mol en andersom 

Slide 3 - Tekstslide

Ik heb een wit zout, ik weet niet precies wat het is maar ik denk zomaar dat het Ijzer(||)chloride is. Beschrijf een methode dat je zowel ijzer(||) als chloride kunt aantonen. Je hebt alle oplossingen tot je beschikking

Slide 4 - Tekstslide

Ik heb een wit zout, ik weet niet precies wat het is maar ik denk zomaar dat het Calciumbromide is. Beschrijf een methode dat je zowel calcium als bromide kunt aantonen. Je hebt alle oplossingen tot je beschikking

Slide 5 - Tekstslide

Ik heb een wit zout, ik weet niet precies wat het is maar ik denk zomaar dat het Calciumbromide is. Beschrijf een methode dat je zowel calcium als bromide kunt aantonen. Je hebt alle oplossingen tot je beschikking
.

Calcium: natriumsulfide opl. natriumcarbonaat opl. natriumsulfiet opl. etc. --> neerslag dan calcium aanwezig
bromide: kwik(|)chloride of zilverchloride opl. --> neerslag dan bromide aanwezig

Slide 6 - Tekstslide

Ik heb een wit zout, ik weet niet precies wat het is maar ik denk zomaar dat het Ijzer(||)chloride is. Beschrijf een methode dat je zowel ijzer(||) als chloride kunt aantonen. Je hebt alle oplossingen tot je beschikking
.

Zout oplossen
Fe2+ aantonen: Natriumhydroxide opl of natriumsulfide opl. natrium carbonaat opl. etc. --> neerslag gevormd dan Fe2+
Chloride aantonen: zilvernitraat opl. of kwik(|)nitraat opl. --> neerslag gevormd? dan chloride aanwezig

Slide 7 - Tekstslide

Ik heb 5 mol methaan. Hoeveel gram is dit?
A
5
B
16,04
C
80,21
D
43,5

Slide 8 - Quizvraag

Ik heb 25 gram ethanol (C2H5OH). Hoeveel mol is dit?
A
25
B
0,45
C
46,07
D
0,54

Slide 9 - Quizvraag

Ik heb 4 mol hexaan, hoeveel deeltjes zijn dit?
A
4
B
2,41 * 10^24
C
6,64 * 10^22
D
6,64 * 10^-24

Slide 10 - Quizvraag

Ik heb 0,303 mol water, hoeveel mL is dit? De dichtheid kun je vinden in tabel 11

Slide 11 - Tekstslide

Ik heb 5 gram 2,3-dibroompentaan. hoeveel deeltjes zijn dit?

Slide 12 - Tekstslide

Wat zijn meer deeltjes? 6,3 gram ethaan of 4,3 gram 1-chloorpropaan? 

Slide 13 - Tekstslide

ik heb 0,303 mol alcohol (ethanol) hoeveel L is dit? dichtheid staat in tabel 11

Slide 14 - Tekstslide

Een leerling heeft 0,54 mol hexaan. Hoeveel mL heeft deze leerling afgemeten?
de dichtheid van hexaan is 655 kg/m3
Doe dit in de juiste significantie

Slide 15 - Tekstslide

Een leerling heeft 0,54 mol hexaan. Hoeveel mL heeft deze leerling afgemeten?
de dichtheid van hexaan is 655 kg/m3
Doe dit in de juiste significantie

C6H14 = 86,17 g/mol
0,54 mol * 86,17 g/mol = 46,53 gram 
/ 1000 = 0,04653 kg 
0,04653 / 655 = 7,10 * 10-5 m3 (KL)
* 106 = 71,04 mL
71 mL 

Slide 16 - Tekstslide

Weektaak 
- Maken opdrachten Rekenen met de mol (opdracht 18 t/m 23, blz 87 en 88)

Slide 17 - Tekstslide