Herhaling 4.4 + 5.2 neerslagreacties toegepast

Startopdracht
  1. Een oplossing van bariumhydroxide en een oplossing van aluminiumsulfaat worden samengevoegd. Er ontstaat een wit neerslag. Geef de neerslagreactie(s).
  2. Alies doet een schepje calciumcarbonaat in water en ziet dat het niet oplost. Rick zegt: 'Er ontstaat een neerslag'. Leg uit of Ricks opmerking juist is.
  3. Geef het oplossen van bismut(III)nitraat in een oplosvergelijking weer. 
timer
10:00
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Startopdracht
  1. Een oplossing van bariumhydroxide en een oplossing van aluminiumsulfaat worden samengevoegd. Er ontstaat een wit neerslag. Geef de neerslagreactie(s).
  2. Alies doet een schepje calciumcarbonaat in water en ziet dat het niet oplost. Rick zegt: 'Er ontstaat een neerslag'. Leg uit of Ricks opmerking juist is.
  3. Geef het oplossen van bismut(III)nitraat in een oplosvergelijking weer. 
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling 4.4 + 5.2 neerslagreacties toegepast
Planning komende lessen
Herhaling 4.4 dmv opdracht
Start uitleg 5.2
Aan de slag met de opdrachten

Slide 2 - Tekstslide

Planning komende lessen
Week 2 (deze week): 5.1 + 5.2
Week 3: 5.2 + 5.3
Week 4: 5.3 afmaken + oefenSO2 (ma 22-1) + SO2 (do 25-1) + E5.7

Week 5: Herhalen H4+H5 + rekenwerk + tijd voor plantenpracticum
Week 6: 6.1 + 6.2

Week 7: Voorjaarsvakantie

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling 4.4 Molariteit opdracht
Opgave 1 Bereken de molariteit van
a chloride-ionen als je 500 mg kaliumchloride oplost in 100 mL water
b kaliumionen als je 3,0 gram kaliumfosfaat oplost in 2,5 L water

Opgave 2 Sjakeline heeft een oplossing van aluminiumchloride. Hierin geldt [Cl-] = 0,020 M.
Bereken hoeveel gram vaste stof overblijft als ze 150 mL van deze oplossing indampt.


timer
8:00

Slide 4 - Tekstslide

Herhaling 4.4 Molariteit antwoord
1a 0,500 gram/74,551 g/mol = 0,00671 mol kaliumchloride
   Daarin zit ook 0,00671 mol chloride
   [Cl-]=0,00671 mol/0,100L = 0,0671 M

1b 3,0 gram/212,27=0.0141 mol K3PO4
   dat bevat 3x0,0141=0,0424 mol K+
   [K+]=0,0424 mol/2,5 L = 0,017 M

2 Er is 0,150 L x 0,020 mol/L = 0,0030 mol Cl-
Dus is er 0,0030/3=0,0010 mol AlCl3
Dat is 0,0010 mol x 133,34 g/mol=0,13 gram aluminiumchloride

Slide 5 - Tekstslide

5.2 neerslagreacties toegepast
3 toepassingen voor neerslagreacties:
-Een ionsoort verwijderen uit een oplossing
-Een zout maken
-Een ionsoort aantonen in een oplossing



Lees 5.2 op blz 140-141 even door!

Slide 6 - Tekstslide

Ionsoort verwijderen uit een oplossing
Ionsoort dat je wilt verwijderen + ionsoort met tegenovergesteld lading -> slecht oplosbaar zout

Het zout dat je toevoegt moet zelf goed oplosbaar zijn.
Natrium, Kalium en Nitraat zouten zijn altijd goed oplosbaar.

Slide 7 - Tekstslide

Een zout maken
Positief ion + negatief ion -> zout dat je wilt maken
2 zouten met de benodigde ionen + natrium/kalium of nitraat
Let op bij overmaat.
Afhankelijk van welk zout je wilt maken (goed of slecht oplosbaar)
-Filteren
-Filtreren en Indampen

Slide 8 - Tekstslide

Een ionsoort aantonen in een oplossing
Opzoek naar verschil in oplosbaarheid tussen 2 (of meer) ionsoorten, waardoor je een ionsoort kan aantonen.

Slide 9 - Tekstslide

Huiswerk
Maken opdrachten 11-21 uit je boek
+
Extra oefenopgaven reken met molariteit (1-5)

Dit moet af zijn voor volgende week donderdag! 

Slide 10 - Tekstslide