toets nask H8 krachten

Toets H 8 krachten
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Toets H 8 krachten

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleep  het onderwerp naar de juiste kracht 
veerkracht
spierkracht
zwaartekracht
wrijvingskracht
een elastiekje rekt uit
Je duwt tegen een deur
Een steen valt
Een bal rolt steeds langzamer

Slide 2 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Emin heeft een massa van 65 kg. Hoe groot is de zwaartekracht die op Emin werkt? Geef je berekening en je antwoord

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de eenheid van kracht?
A
Newton
B
Kilogram
C
Newton per vierkante meter
D
Watt

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het handig om een kracht als een pijl te tekenen? Geef twee redenen

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Met welke twee grootheden heeft snelheid te maken? (meerdere antwoorden goed)
A
Snelheid
B
Afstand
C
Tijd
D
Lengte

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de krachtmeters
hiernaast. Welke krachtmeter
heeft het grootste bereik?
A
1
B
2
C
3

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je hebt twee krachtmeters. Elk heeft een bereik van 0-1.00 N. Kun je daarmee een glazen buis wegen die iets meer dan 1.00 N weegt?
A
ja, je hangt ze naast elkaar
B
ja, je hangt ze onder elkaar
C
nee, het meetbereik is te klein
D
nee, het meetbereik is te groot

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bauke Mollema rijdt op zijn racefiets de berg af. Welke twee krachten brengen hem in beweging?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De pijl naar links stelt een
wrijvingskracht voor.
Schrijf een wrijvingskracht
op die op Bauke werkt

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Kijk in de afbeelding goed naar de pijlen. Wat gebeurt er met de snelheid van Bauke?
A
hij versnelt
B
de snelheid blijft gelijk
C
hij vertraagt
D
geen idee. Het plaatje geeft te weinig info

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is de formule om de gemiddelde snelheid te berekenen
A
gemiddelde snelheid= tijd x afstand
B
gemiddelde snelheid= snelheid : afstand
C
gemiddelde snelheid = afstand: tijd
D
gemiddelde snelheid= snelheid:tijd

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sara fietst van huis naar school. Ze doet er 36 minuten over. Reken 36 minuten om naar uren. Schrijf de berekening op

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Angel loopt 400m op een atletiekbaan. Hij legt die afstand af in precies 1 minuut. Bereken de gemiddelde snelheid van Angel in m/s. Rond af op 1 decimaal. Gebruik de stappen gegeven, gevraagd, formule, berekening, antwoord.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarvan hangt o.a. je reactietijd af? meerdere antwoorden goed.
A
concentratie
B
snelheid
C
je leeftijd
D
vreemde stoffen in je lichaam

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een valhelm beschermt het hoofd op verschillende manieren. Sleep de eigenschap naar binnenkant, buitenkant of binnen- en buitenkant
Binnenkant
Buitenkant
Binnen- en buitenkant
beschermt tegen scherpe voorwerpen
Verdeelt de krachten over de helm
Tekst
hard materiaal
zacht materiaal
werkt maar één keer

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Praktijktoets Krachten Meten
Aandachtspunten

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Praktijk-toets Krachten meten
Leerdoelen:
Ik kan de zwaartekracht op een voorwerp berekenen
Ik kan een kracht voorstellen als een pijl
Ik kan met een krachtmeter werken 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Formule zwaartekracht:
_____________________________________________


                                                                                                          8.1_blz. 148

Grootheid
Symbool
Eenheid 
Eenheid afkorting
Kracht

Slide 19 - Tekstslide

Grootheid Symbool  Eenheid  Eenheid afk.
Kracht             F          Newton       N     



Formule zwaartekracht:
Zwaartekracht (N) = massa (in kg) x 10


Wat hebben krachten?
Krachten hebben 3 dingen:

  • ________________________________________

  • ________________________________________

  • _________________________________________

Slide 20 - Tekstslide

Krachten hebben:
  • een richting
  • een grootte
  • een aangrijpingspunt (beginpunt)
-
Krachten kun je wel / niet ........ __________________________
Hoe teken je krachten?
  • Met een ______________________
  • Met behulp van een _______________________

  • Een pijl  (vector) heeft 
- een ________________________________
-een _________________________________
-een _________________________________















Slide 21 - Tekstslide

Krachten kun je wel / niet  zien

Hoe teken je krachten?
  • Met een pijl
  • Met behulp van een (krachten)schaal  (Voorbeeld: 1 cm = 25 N)
  • Een pijl heeft:
- een aangrijpingspunt (beginpunt)
-een richting
-een grootte

Krachten meten
Een kracht (symbool _____ ) meet je in de eenheid ______________

Je meet een kracht met een _______________________

Op de krachtmeter zit een  __________________
De verdeling van de schaal op de krachtmeters 
(zie afbeelding hiernaast) hebben een verschillend _____________

Slide 22 - Tekstslide

Een kracht (symbool F ) meet je in de eenheid Newton

Je meet de kracht met een krachtmeter

Op de krachtmeter zit een schaal (verdeling)
De verdeling van de schaal op de krachtmeters (zie afbeelding hiernaast) 
hebben een verschillend meetbereik


Oefenpracticum krachten meten
Voorwerp
kleur
Newtonmeter / krachtmeter
Newton
(zwaartekracht)
Kilogram
(massa)
Gram
(massa)
schaar
0,2 N
metalenblokje

               N            Kg           gr


                          
                   Oefenpracticum krachten meten
Onderzoek: Je onderzoekt met welk meetbereik je de zwaartekracht het meest nauwkeurig kunt meten.

Slide 23 - Tekstslide

voorwerp: schaar
kleur krachtmeter: geel of blauw
Newton (zwaartekracht): 0,2N
Kilogram (massa): 0,02 kg (0,2: 10)
Gram (massa): 0,02 X 1000= 20 gr

N---------> Kg----------->gr
      :10                 x1000

N <--------- Kg <-----------gr
           X10               :1000



Einde toets

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies