BOAlles 2

BOAlles 2
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

BOAlles 2

Slide 1 - Tekstslide

Onder welke voorwaarden mag een woning tegen de wil van de bewoner worden betreden zonder dat vooraf een legitimatie wordt getoond?
A
Alleen bij gevaar.
B
Alleen in het belang van het onderzoek.
C
Zowel bij gevaar als in het belang van het onderzoek.

Slide 2 - Quizvraag

Twee bevoegde opsporingsambtenaren willen een woning betreden ter aanhouding van een minderjarige verdachte. Als de vader open doet, geeft hij toestemming om de woning te betreden. Aldaar binnengekomen zegt de tweelingzus van de verdachte dat de opsporingsambtenaren de woning moeten verlaten. Wat geldt nu in deze situatie?
A
De opsporingsambtenaren dienen de woning te verlaten. Een weigering gaat voor een toestemming.
B
De opsporingsambtenaren hoeven NIET te vertrekken. Een toestemming gaat voor een weigering.
C
De opsporingsambtenaren hoeven NIET te vertrekken.
D
De opsporingsambtenaren dienen de woning te verlaten. Indien er zich meerdere bewoners in de woning bevinden, dienen zij eerst allen uitdrukkelijk toestemming te geven.

Slide 3 - Quizvraag

Het binnentreden tegen de wil van de bewoner moet aan een aantal vormvereisten voldoen. Van welk van de onderstaande vormvereisten kan alléén worden afgeweken als de schriftelijke machtiging dit uitdrukkelijk bepaalt?
A
Binnentreden bij afwezigheid bewoner.
B
Binnentreden zonder tonen schriftelijke machtiging vooraf.
C
Binnentreden zonder mededelen doel.

Slide 4 - Quizvraag

Voor hoeveel woningen is een schriftelijke machtiging gegeven door de HOvJ maximaal geldig?
A
1.
B
2.
C
3.
D
4.

Slide 5 - Quizvraag

Twee politieagenten krijgen een melding dat een verdachte die gisteren een huisvredebreuk (geen VH-feit) heeft gepleegd, is gesignaleerd nabij een zeker adres. Als de twee agenten daar ter plaatse komen, rent de verdachte een woning binnen. Het blijkt om de woning van de vader van de verdachte te gaan. De vader geeft de agenten toestemming om de woning te betreden. Mogen de agenten de woning nu betreden?
A
Nee, het gaat NIET om een VH-feit. Ze zijn hier NIET toe bevoegd.
B
Ze mogen de woning gewoon betreden en de verdachte aanhouden.
C
Ze mogen de woning gewoon betreden, maar de verdachte NIET aanhouden.

Slide 6 - Quizvraag

Wie is verantwoordelijk voor de samenstelling van de processtukken?

A
De recherche die de verdachte verhoort.
B
De rechter-commissaris.
C
De officier van justitie.

Slide 7 - Quizvraag

Wie is bevoegd om stukken uit de processtukken te laten?

A
Als de HOvJ dit bevel geeft. Hij heeft daarbij wel een machtiging van de OvJ.
B
De OvJ kan dit doen. Hij heeft wel een machtiging van de rechter-commissaris nodig.
C
Alleen de rechtbank kan heeft deze ingrijpende bevoegdheid.

Slide 8 - Quizvraag

Wat zijn de gevolgen als er stukken uit de processtukken worden gelaten?

A
Deze stukken zijn dan geen bewijsstuk meer in het strafproces.
B
Deze stukken kunnen later alsnog als bewijs worden gebruikt als de OvJ dit wenst.
C
Deze stukken kunnen later alsnog als bewijs worden gebruikt als de verdachte dit nodig vindt.

Slide 9 - Quizvraag

Jan is bevoegd opsporingsambtenaar. Hij ziet Jan-Jaap een voorbijganger een klap tegen zijn hoofd geven. In welk deel van het strafrecht kan Jan terugvinden of deze handeling strafbaar is?
A
Materieel strafrecht.
B
Formeel strafrecht.
C
Materieel strafvordering.

Slide 10 - Quizvraag

In welk deel van het strafrecht moet een bevoegd opsporingsambtenaar kijken om te zien wat hij mag doen na het ontdekken van een strafbaar feit?
A
Materieel strafrecht.
B
Formeel strafrecht.
C
Materieel strafvordering.

Slide 11 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met de cautie?
A
Dit is het recht op rechtsbijstand door een advocaat.
B
Dit is het recht op vertolking.
C
Dit is het recht om te zwijgen.

Slide 12 - Quizvraag

Artikel 1 van het wetboek van strafvordering luidt als volgt: strafvordering vindt alleen plaats op de wijze bij de wet voorzien. Wat betekent dit?
A
Alleen een wet in formele zin kan regels over strafvordering geven.
B
Elk wettelijk voorschrift kan regels over strafvordering geven.
C
Alleen wettelijke voorschriften die door de landelijke overheid zijn gemaakt, kunnen regels bevatten over strafvordering.

Slide 13 - Quizvraag

Kan een politieagent een identiteitsfouillering uitvoeren als de identiteit van een verdachte niet bekend is?

A
Ja, dit kan.
B
Alleen bij een aangehouden verdachte.
C
Alleen bij een aangehouden of staande gehouden verdachte.
D
Nee, de verdachte moet dan worden voorgeleid aan de HOvJ. Deze dient dan het bevel te geven de fouillering uit te voeren.

Slide 14 - Quizvraag

Een opsporingsambtenaar houdt Willem (11 jaar) staande voor het gebruik van alcohol op straat. Dit is namelijk verboden in de Drank- en Horecawet. De opsporingsambtenaar vraagt Willem naar zijn naam. Hij zegt nu dat hij Khalid heet. Is Willem nu strafbaar voor het opgeven van valse identiteitsgegevens?

A
Ja.
B
Ja, maar dan moet hij dit wel opzettelijk doen.
C
Nee.

Slide 15 - Quizvraag

Klose werkt bij een kerncentrale. Hij heeft hiervoor een toegangspas. Valt het vervalsen van deze pas onder het strafbare feiten vervalsen identiteitsbewijs?


A
Nee, alleen reisdocumenten vallen hieronder.
B
Ja, een dergelijke pas valt ook onder het begrip reisdocument.
C
Nee, alleen passen die zijn afgegeven door de overheid vallen hieronder.
D
Ja, het is een toegangspas die is afgegeven door een organisatie van vitaal belang.

Slide 16 - Quizvraag

Een bevoegde opsporingsambtenaar krijgt een melding dat iemand zojuist tegen een brievenbus aan heeft staan te plassen. De opsporingsambtenaar gaat ter plaatse, maar treft de verdachte niet meer aan. De opsporingsambtenaar gaat verder met zijn dienst. Later blijkt dat de verdachte en bekende van politie is. De opsporingsambtenaar besluit de verdachte een bezoekje te brengen. Wat kan hij nu het beste doen?

A
De verdachte aanhouden als hij hem aantreft.
B
De verdachte staande houden als hij hem aantreft.
C
De verdachte uitnodigen voor en verhoor op het politiebureau omdat hij niet de bevoegdheid heeft de verdachte aan te houden of staande te houden.

Slide 17 - Quizvraag

Klaas is een burger en ziet iemand een auto-inbraak plegen. Waartoe is Klaas nu bevoegd?

A
Aanhouden.
B
Staande houden.
C
Hij is burger en heeft daarom geen bevoegdheid. Hij moet de politie bellen.

Slide 18 - Quizvraag

Hannes pleegt een winkeldiefstal. Twee winkelmedewerkers zien dit en lopen naar Hannes toe. Hij gaat er vandoor. De winkelmedewerkers volgen hem naar buiten. Daar zien zij Hachemi die bevoegd opsporingsambtenaar is. Zij roepen naar hem: ‘houd de dief’ waarbij zij duidelijk naar de wegrennende Hannes wijzen. Hannes heeft ook duidelijk iets onder zijn arm. Hachemi rent vervolgens achter Hannes aan, maar kan hem niet bijhouden. Hachemi blijft wel naar Hannes zoeken. Na een kwartier ziet hij Hannes weer lopen. Mag hij Hannes nu aanhouden?

A
Ja, er is nog steeds sprake van heterdaad.
B
Ja, ook buiten heterdaad heeft hij de bevoegdheid Hannes aan te houden.
C
Nee, buiten heterdaad mag hij de verdachte alleen aanhouden voor een VH-feit.

Slide 19 - Quizvraag

In een provincie kunnen provinciale verordeningen van kracht zijn. Wie bepaalt in een provincie welke gedragingen strafbare feiten zijn?
A
De Commissaris van de Koning en de Gedeputeerde Staten gezamenlijk.
B
De Provinciale Staten.
C
Het college van Gedeputeerde Staten.

Slide 20 - Quizvraag

Kan in de Algemene Plaatselijke Verordening een overtreding strafbaar worden gesteld?
A
Ja, maar alleen als die overtreding in het wetboek van Strafrecht strafbaar is gesteld.
B
Ja, want een gemeentelijke verordening is een wettelijke strafbepaling.
C
Nee, alleen wetten in formele zin kunnen menselijke gedragingen strafbaar stellen.

Slide 21 - Quizvraag

Een tbs’er is tijdens zijn proefverlof ontglipt aan zijn begeleider. Twee dagen blijft hij buiten beeld van politie en justitie. In die tijd wordt er een jonge vrouw vermoord en alle sporen leiden naar de tbs’er. Het land is hevig geschokt en ook de politiek raakt er niet over uitgesproken. Men wil het aftreden van de minister van Justitie. Welke van de volgende stelling is formeel juist?
A
De minister zal zich tegenover de volksvertegenwoordiging moeten verantwoorden.
B
De minister zal zich in de ministerraad moeten verantwoorden.
C
De minister zal zich tegenover de minister-president moeten verantwoorden.
D
De minister zal zich tegenover de koning moeten verantwoorden.

Slide 22 - Quizvraag

Wie wordt gezien als de direct toezichthouder van een BOA die werkt binnen een regionale eenheid van politie?
A
De hoofdofficier van justitie van het functioneel parket.
B
De hoofdofficier van justitie van het landelijk parket.
C
De hoofdofficier van justitie van het betreffende arrondissementsparket.
D
De korpschef.

Slide 23 - Quizvraag

Wat is een akte van beëdiging?
A
Hierin staat beschreven volgens welke procedure de BOA beëdigd dient te worden.
B
Dit betekent dat de BOA functionaris zelf zijn opsporingsbevoegdheid heeft aangevraagd.
C
Hierin staan onder andere de strafbare feiten beschreven waarvoor de BOA opsporingsbevoegd is.

Slide 24 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met de zuiveringseed?
A
Hiermee geeft de te beëdigen BOA aan dat hij gezuiverd is van enig strafbaar feit of feiten.
B
Hiermee geeft hij aan dat hij trouw zweert aan het staatshoofd, de grondwet, de wetten die in ons koninkrijk gelden.
C
Dat hij niemand heeft omgekocht om zijn aanstelling te verkrijgen en hij zich in zijn functie niet zal laten omkopen.
D
Dat hij belooft eventuele religieuze overwegingen niet in zijn functioneren mee te laten wegen.

Slide 25 - Quizvraag

Hoe noemen we de uitspraak van het gerechtshof bij een hoger beroepszaak?
A
Vonnis.
B
Uitspraak in hoger beroep.
C
Arrest.
D
Cassatie.

Slide 26 - Quizvraag

Moet een officier van justitie in elke zaak waarin proces-verbaal is opgemaakt tot vervolging overgaan?
A
Ja, omdat anders de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid in gevaar wordt gebracht.
B
Ja, omdat dit in de wet staat.
C
Nee, een officier van justitie kan besluiten niet te vervolgen omdat dat bijvoorbeeld niet in het algemeen belang is.
D
Nee, maar dan moeten de direct belanghebbenden wel akkoord gaan met de beslissing niet te vervolgen.

Slide 27 - Quizvraag

In welke gevallen kan een strafzaak geseponeerd worden?
A
De verdachte biedt aan de maximumboete te betalen.
B
De verdachte is in het buitenland gaan wonen.
C
Als dit overlegd is met de rechter-commissaris.
D
Er is te weinig bewijs voor een veroordeling.

Slide 28 - Quizvraag

Wie kan een strafzaak seponeren?
A
De officier van justitie.
B
De rechter.
C
De rechter-commissaris.
D
De advocaat-generaal bij de Hoge Raad.

Slide 29 - Quizvraag

Wie is het bevoegd gezag bij het opsporen van strafbare feiten?
A
De burgemeester.
B
De gemeenteraad.
C
De Korpschef.
D
De officier van justitie.

Slide 30 - Quizvraag

De commissaris van de koning:
A
Is het bevoegd gezag bij de opsporing van strafbare feiten.
B
Kan de voorzitter van de veiligheidsregio aanwijzingen geven.
C
Is de voorzitter van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid.

Slide 31 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met het proportionaliteitsbeginsel?
A
De mate van geweld is in overeenstemming met het te bereiken doel.
B
Het doel kan niet op een andere wijze worden bereikt.
C
De officier van justitie kan zelf besluiten een zaak niet voor de rechter te brengen (sepot).

Slide 32 - Quizvraag

Binnen welke termijn moet een verdachte worden voorgeleid aan de rechter-commissaris als hij op dat moment nog wordt vastgehouden?

A
Binnen 60 uur na het bevel ophouden voor onderzoek door de hulpofficier van justitie.
B
Binnen 60 uur na aanhouding.
C
Binnen 90 uur na het bevel ophouden voor onderzoek door de hulpofficier van justitie.
D
Binnen 90 uur na aanhouding.

Slide 33 - Quizvraag

Koos is 14 jaar en heeft geen psychische stoornis. Hij wordt aangehouden in verband met een verdenking van het strafbare feit huisvredebreuk (géén VH-feit). Wie regelt en betaalt zijn rechtsbijstand?

A
Dit moet hij zelf regelen en zelf betalen.
B
Dit regelt zijn advocaat en dit wordt betaald door de Nederlandse staat.
C
Dit regelt de hulpofficier van justitie (HOvJ) en dit wordt betaald door de Nederlandse staat.
D
Dit wordt voor hem geregeld, maar hij moet het wel zelf betalen.

Slide 34 - Quizvraag

Hachim is 24 jaar en heeft geen psychische stoornis. Hij wordt aangehouden voor doodslag (maximumstraf is 15 jaar). Voorafgaand aan het verhoor wordt hij gewezen op zijn rechten. Hij wil afstand doen van consultatie- en verhoorbijstand. Kan dit?

A
Ja, dit kan hij gewoon doen.
B
Ja, maar pas nadat de raadsman hem heeft gewezen op de mogelijke negatieve gevolgen hiervan.
C
Nee, hij kan geen afstand doen van consultatiebijstand, maar wel van verhoorbijstand.

Slide 35 - Quizvraag

Clement is 23 jaar en heeft geen psychische stoornis. Hij wordt aangehouden voor het misdrijf vernieling (maximaal 2 jaar gevangenisstraf). Kan hij afstand doen van consultatie- en verhoorbijstand?

A
Ja, dit kan hij gewoon doen.
B
Ja, maar pas nadat de raadsman hem heeft gewezen op de mogelijke negatieve gevolgen hiervan.
C
Nee, hij kan geen afstand doen van consultatiebijstand, maar wel van verhoorbijstand.

Slide 36 - Quizvraag

Welke van de onderstaande goederen komt in aanmerking om verbeurd verklaard te worden?

A
De auto waarmee de ramkraak is gepleegd.
B
De drugs die in het dashboardkastje van de auto zijn aangetroffen.
C
De gestolen repen chocolade.

Slide 37 - Quizvraag

Welke van de onderstaande zaken kunnen in beslag worden genomen omdat zij wederrechtelijk verkregen voordeel aan kunnen tonen?

A
Het breekijzer waarmee de inbraak is gepleegd.
B
De cocaïne die bij een gebruiker in beslag is genomen.
C
De auto die gekocht is van opbrengsten van drugshandel.

Slide 38 - Quizvraag

Jan is bevoegd opsporingsambtenaar en ziet dat Piet een reep chocolade steelt. Hij houdt Piet aan en vordert hem de reep aan hem uit te leveren. Is Jan hiertoe bevoegd?

A
Ja, maar dan alleen bij een VH-feit.
B
Ja, dat kan.
C
Nee. Dat kan niet.

Slide 39 - Quizvraag

Je bent bevoegd opsporingsambtenaar. Je krijgt van de meldkamer door dat een persoon die vorige week betrokken was bij de rellen bij het Feyenoordstadion, in jouw wijk loopt. Je krijgt een goed signalement door en de locatie waar hij zich bevindt. De OvJ geeft toestemming tot aanhouding. Op het moment dat hij je aan ziet komen, loopt hij een kerk in. Daar is op dat moment een dienst aan de gang. Mag jij de kerk binnen lopen en de verdachte aanhouden?

A
Je mag de kerk niet betreden.
B
Je mag de kerk wel betreden maar de verdachte niet aanhouden.
C
Je mag de kerk wel betreden en je mag de verdachte aanhouden.

Slide 40 - Quizvraag

Je bent bevoegd opsporingsambtenaar. Je krijgt de melding door dat iemand zojuist een winkeldiefstal heeft gepleegd. Je krijgt het signalement door en de locatie waar de persoon zich bevindt. Op een gegeven moment zie je hem en hij ziet jou. Hij rent een supermarkt binnen en loopt het magazijn in. Mag jij deze ruimte betreden om de verdachte aan te houden?

A
Nee, ik moet eerst een machtiging van de OvJ hebben.
B
Nee, ik moet eerst een machtiging van de HOvJ hebben.
C
Ja, ik mag de ruimte betreden en de verdachte aanhouden.

Slide 41 - Quizvraag

Na ontdekking op heterdaad van diefstal rent de verdachte een magazijn van een supermarkt in. De verdachte is vermoedelijk in één van de kasten in het magazijn gekropen. Je bent rechtmatig binnengetreden. Mag jij deze kasten zonder toestemming van de eigenaar doorzoeken om de verdachte aan te houden?

A
Ja, dat mag zonder meer.
B
Nee, Ik heb een machtiging van de OvJ nodig.
C
Nee, ik heb een machtiging nodig van de HOvJ.
D
Nee, ik heb een machtiging nodig van de Rechter-Commissaris.

Slide 42 - Quizvraag

Wie is officieel bevoegd voor ontvangst van de klacht?

A
De opsporingsambtenaar die de klacht opneemt.
B
De (H)OvJ.
C
De rechter-commissaris.
D
De rechtbank.

Slide 43 - Quizvraag

Hermien en Hans zijn getrouwd. Stel dat Hans de televisie van Hermien vernielt. In welk geval kan Hans dan voor deze vernieling vervolgd worden?

A
Dit is in geen geval vervolgbaar.
B
Dit is vervolgbaar, maar dan alleen als ze op huwelijkse voorwaarden zijn getrouwd.
C
Dit is alleen vervolgbaar als ze door een uitspraak van de rechter van tafel en bed zijn gescheiden.

Slide 44 - Quizvraag

Welke van de onderstaande uitspraken is juist over schuld in enge zin?

A
Het betreft hier geen opzet, maar de gevolgen zijn de verdachte wel verwijtbaar door bijvoorbeeld grove onvoorzichtigheid.
B
Het betreft hier de schuld die weer onderverdeeld kan worden in schuld in ruime zin en opzet.
C
Het betreft hier een strafbare handeling van de verdachte, waarbij de gevolgen van deze handeling door de verdachte zijn gewild.

Slide 45 - Quizvraag

Gert wil een shirt uit de winkel stelen. Op diefstal staat een maximale gevangenisstraf van 4 jaar. Hij zet hiervoor een speciale tas in elkaar die ervoor zorgt dat hij zonder probleem de anti-diefstal poortjes kan passeren. Waar maakt Gert zich met het in elkaar zetten van deze tas schuldig aan?

A
Strafbare poging tot diefstal.
B
Voorbereidingshandelingen tot het plegen van diefstal.
C
Er is hier GÉÉN sprake van een strafbare poging of strafbare voorbereidingshandelingen tot het plegen van diefstal.

Slide 46 - Quizvraag

Kees vraagt Berendien (19 jaar en bij haar volle verstand) of zij een kras in de auto van de buurman wil maken. Berendien doet dit. Is Kees strafbaar?

A
Ja, als uitlokker.
B
Ja als doen pleger.
C
Ja, als medeplichtige.
D
Nee.

Slide 47 - Quizvraag

Jan vraagt Piet de code van het alarmsysteem van het bedrijf waar hij werkt. Jan belooft Piet hiervoor € 500,-. Piet geeft de code. Wat is Piet in dit geval?

A
Pleger.
B
Medeplichtige.
C
Medepleger.
D
Uitlokker.

Slide 48 - Quizvraag

Tedje werkt als beveiliger bij Van Es B.V. Tijdens zijn dienst komt Fred langs en vraagt hem of hij naar binnen mag. Tedje heeft nog een schuld bij Fred. Fred zegt dat hij een paar laptops mee wil nemen en dat, als Tedje niet moeilijk doet, hij de schuld kwijtscheldt. Tedje gaat akkoord en Fred gaat naar binnen en neemt een aantal laptops mee. Wat is Tedje in dit geval?

A
Uitlokker.
B
Medepleger.
C
Medeplichtige.
D
Niet strafbaar.

Slide 49 - Quizvraag

Jolanda zegt tegen haar buurjongen Peter, die het verstandelijke vermogen heeft van een 3-jarige, dat het een leuk idee zou zijn om volière van de buurman open te zetten zodat die vogels niet langer opgesloten zitten. Peter doet dit en alle vogels vliegen weg. Welke uitspraak is juist?

A
Peter kan een beroep doen op noodweer en Jolanda is uitlokker.
B
Peter kan een beroep doen op psychische overmacht en Jolanda is doen pleger.
C
Peter kan een beroep doen op ontoerekeningsvatbaarheid en Jolanda is doen pleger.
D
Peter kan een beroep doen op ambtelijk bevel en Jolanda is uitlokker.

Slide 50 - Quizvraag

Een verdachte is aangehouden voor een 67 lid 1 VH-feit. Wat is dan toegestaan/moet gebeuren om een onderzoek naar de identiteit van de verdachte te doen?

A
Foto’s en vingerafdrukken nemen, maar dan alleen na toestemming van de (H)OvJ.
B
Foto’s en vingerafdrukken, ook zonder toestemming van de (H)OvJ. Dit is zelfs verplicht.
C
Foto’s en vingerafdrukken nemen. Dit is zelfs verplicht. Er moet wel een toestemming zijn van de (H)OvJ.
D
Foto’s en vingerafdrukken nemen. Dit kan ook zonder toestemming van de (H)OvJ. De opsporingsambtenaar beoordeelt zelf in welke gevallen dit noodzakelijk is.

Slide 51 - Quizvraag