Les 7: Lijdend voorwerp

Justin zingt.

Carry schrijft.
1 / 9
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalSpeciaal OnderwijsLeerroute 4

In deze les zitten 9 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Justin zingt.

Carry schrijft.

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Ik kan het lijdend voorwerp benoemen in een zin.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer?
De werkwoorden van een zin vormen het gezegde.

Ze geven aan wat er gebeurt.

Bijvoorbeeld:
Justin zingt.
Carry schrijft.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer?
Degene die iets doet is het onderwerp van de zin.

Bijvoorbeeld:
Justin zingt.
Carry schrijft.
De computer berekent.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer?

Je vindt het onderwerp te vragen: 'Wie of wat + gezegde?'

Justin zingt → wie of wat zingt? → Justin

Carry schrijft → wie of wat schrijft? → Carry

De computer berekent → wie of wat berekent? → De computer

Slide 5 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp doet zelf niets. 

Het lijdend voorwerp is 
diegene of datgene waar iets mee gebeurt.

Bijvoorbeeld:
Justin zingt een lied.

Slide 6 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp
Je vindt het lijdend voorwerp door de vraag te stellen:
wie of wat + gezegde + onderwerp?

Wie of wat zingt Justin?

Een lied.

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeelden
Carry schrijft een brief.
Wie of wat schrijft Carry? → Een brief.

De computer berekent de som.
Wie of wat berekent de computer? → De som.

Let op: zoek eerst het onderwerp, anders kan je fouten maken!

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag
Maak opdracht 1, 2a en 3 (blz. 88 en 89)

Slide 9 - Tekstslide