Beoordelen in het mbo 4

Beoordelen in het mbo
Bijeenkomst 4
Martijn Dozy en Susan Coevert
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
pedagogiekHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Beoordelen in het mbo
Bijeenkomst 4
Martijn Dozy en Susan Coevert

Slide 1 - Tekstslide

Check-in

Slide 2 - Tekstslide

Programma
Terugblik vorige les
Opdracht 
Lesdoelen 
Toetsmatrijs (eindopdracht deel C). 
Soorten vragen (eindopdracht deel D).
Open vragen (eindopdracht deel D) (min 3).
Gesloten vragen (eindopdracht deel D) (min 10).
Cesuur (eindopdracht deel D).


Slide 3 - Tekstslide

Terugblik

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het voordeel van het gebruik van een taxonomie voor toetsconstructie?
A
Helpt bij maken betrouwbare toets
B
Helpt bij maken validte toets
C
Zorgt voor een toetsing van behandelde stof
D
Het helpt om beoordelen in het MBO te halen.

Slide 5 - Quizvraag

Opdracht 
Kort gezegd: in een groepje van 3 samenwerken en je gaat een toets (her)ontwerpen
  • Eindopdracht deel A: Je analyseert het toetsbeleid
  • Eindopdracht deel B: Je selecteert een toets uit de praktijk waarbij verbetering wenselijk is en je onderbouwt je keuze voor de betreffende toets.
  • Eindopdracht deel C: Je maakt of optimaliseert een toetsmatrijs en borgt de kwaliteit.

Slide 6 - Tekstslide

Hoe ver ben je met opdracht A?
JA, het is af
Ik ben er aan begonnen
Ik ben er nog niet aan toegekomen

Slide 7 - Poll

Hoe ver ben je met opdracht B?
JA, het is af
Ik ben er aan begonnen
Ik ben er nog niet aan toegekomen

Slide 8 - Poll

Hoe ver ben je met opdracht C?
Ja het is af
Ik ben er aan begonnen
Ik ben er nog niet aan toegekomen

Slide 9 - Poll

Ben je al verder dan opdracht C?
Nee
Ja

Slide 10 - Poll

  • Eindopdracht deel D: Je construeert of verbetert een toets en borgt de kwaliteit.
  • Eindopdracht deel E: Je maakt of optimaliseert een antwoordmodel of en borgt de kwaliteit.
  • Eindopdracht deel F: Je maakt een begin met het evalueren van je verbeterslag.
  • Eindopdracht deel G: Je formuleert een op feedback en theorie gefundeerd verbeterpunt.
  • Eindopdracht deel H: Je reflecteert op wat je hebt geleerd van het doorlopen van de toetscyclus.

Slide 11 - Tekstslide

Lesdoelen
Je kan een toetsmatrijs construeren
Je kan toetsvragen met kwaliteitsproblemen herkennen
Je kan open en gesloten vragen construeren
Je kan de cesuur van een toets bepalen.

Slide 12 - Tekstslide

Toetsmatrijs

Slide 13 - Woordweb

Toetsmatrijs
- Hulpmiddel om de toets valide te maken
- Constructive alignment: passen competenties, (niveau van) leerdoelen, toetsvorm en (niveau van) toetsvragen bij elkaar? 
- Kan aanleiding zijn tot aanpassing van verschillende onderdelen

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link

Toetsmatrijs
Vragen?

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Toetsontwerp
Bepaal leerdoelen

Kies toetsvorm → open vragen / gesloten vragen

Maak toetsmatrijs

Formuleer vragen

Maak antwoordmodel (incl. scoring)

Bepaal cesuur (zak-slaaggrens)

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Stappenplan toetsmatrijs
1. Bepaal de onderwerpen die in de toets worden gevraagd aan de hand van de leerdoelen
2. Kies het gewenste vaardigheidsniveau (taxonomie). In dit voorbeeld is Bloom aangehouden
3. Bepaal de punten/weging per onderwerp
4. Stel de vragen per onderwerp vast
5. Verdeel de vragen en de punten over de verschillende vaardigheidsniveaus

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Aan de slag 30 min
Doel: 
Je kan een toetsmatrijs construeren.
Je kan toetsvragen met kwaliteitsproblemen herkennen

Analyseer de toetsmatrijs van de ingebrachte toets of stel er een op.
- Zijn de doelen correct geformuleerd?
- Zijn ze correct volgens ingeschaald volgens Bloom of andere taxonomie (werkvormen)?
- Is er een weging aangegeven?
- Lijkt te weging te kloppen met verdeling van vragen in de toets?
- Lijken de toetsvragen de doelen te meten (validiteit)?

Slide 22 - Tekstslide

Vragen construeren

Slide 23 - Tekstslide

Constructie van vragen: Soorten vragen 

Slide 24 - Tekstslide

Open vragen
Gebruik actiewerkwoorden
Bedenk eerst welk antwoord je verwacht
Zorg ervoor dat er geen misverstanden kunnen ontstaan over het te geven antwoord
Geef aan hoe lang het antwoord mag zijn, aantal argumenten enz.
Bij casuïstiek:
Gebruik realistische beroepspraktijk
Houd casus kort en concreet
Stel heldere normantwoorden op
Relateer vragen direct aan casus

Slide 25 - Tekstslide

Open vragen
Voordelen
Ook hogere cognitieve niveaus (analyseren, evalueren, creëren) zijn goed meetbaar
Levert rijke informatie over redeneerwijze studenten
Toetsontwikkeling kost relatief weinig tijd
Validiteit makkelijker te bereiken
Nadelen
Nakijken kost relatief veel tijd
Risico op onbetrouwbare beoordeling

Slide 26 - Tekstslide

tips voor openvragen
- Bepaal hoeveel toetsvragen je wilt schrijven. 
- Hiervoor kun je vooraf inschatten hoeveel tijd studenten nodig hebben om de vragen te beantwoorden.
- Gebruik een toetsmatrijs om het aantal te behalen punten en de niveaus van de vragen te bepalen.
- Specificeer ook hoeveel punten studenten maximaal per vraag kunnen krijgen.
- Formuleer eerst het modelantwoord en pas daarna de vraag.


Slide 27 - Tekstslide

- Schrijf de vragen indien mogelijk samen met collega’s.
- Splits de vraag indien nodig op in twee delen: een inleiding met achtergrondinformatie en daarna de vraag zelf.
- Wees specifiek over wat je in het antwoord verwacht, bijvoorbeeld: “Geef drie redenen voor…”.
- Stel de vraag in de vorm van een opdracht en gebruik hierbij actieve werkwoorden, zoals je idealiter ook in de leerdoelen hebt geformuleerd.

Slide 28 - Tekstslide

Antwoordmodel
Doel
Verschillen tussen beoordelaars verkleinen


Inhoud
Modelantwoorden
Maximaal aantal punten per vraag en eventueel deelscores
Regels voor beoordeling
Afspraken over nakijken open vragen

Slide 29 - Tekstslide

Opdracht open vragen
Bekijk de open vragen in jullie toets.
Is er een antwoordmodel aanwezig?
Zijn de vragen concreet? 
Weten de studenten bijvoorbeeld hoeveel kenmerken zij moeten opschrijven?
Is het voor de studenten inzichtelijk hoeveel punten zij kunnen krijgen?

Slide 30 - Tekstslide

Cesuur
Cesuur = zak-slaaggrens voldoende/onvoldoende

Absolute cesuur (vooraf is de weging vastgesteld)
Hangt niet af van prestaties van de groep
Bijvoorbeeld 60% van totaal aantal punten is voldoende (p.200)
Relatieve cesuur
Afhankelijk van hoe er gepresteerd is door de groep
Bijvoorbeeld bovenste 65% slaagt, aantal punten slechtste student van deze 65% is cesuur

Objectieve cesuur is 50 % goed -> een voldoende
Als je bij meerkeuze de gokkans wilt berekenen zie onderstaande tabel:
Toetssoort Norm + Gokkans = Cesuur
4K toets 50% + (0,25*50%) = 62,5 %
3K toets 50% + (0,33*50%) = 66,7 %
2K toets 50% + (0,50*50%) = 75,0 %

Slide 31 - Tekstslide

Cesuur
Cijfers
Sinds 1870 Nederlandse cijferschaal
1 als laagste cijfer en 10 als hoogste cijfer


Angelsaksisch A t/m F
Frankrijk 1 t/m 20
Rusland 1 t/m 5

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Lesdoelen
Je kan een toetsmatrijs construeren
Je kan toetsvragen met kwaliteitsproblemen herkennen
Je kan open vragen construeren
Je kan de cesuur van een toets bepalen.

Slide 34 - Tekstslide

Volgende keer
Gesloten vragen construeren

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide