BG3- module 2 - les 7: Evaluatie

Beroepsgericht 3

Module 2 - lesweek 7
Evaluatie
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Beroepsgericht 3

Module 2 - lesweek 7
Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DINSDAG DILEMMA

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1- je mag alleen nog maar galakleding dragen -OF-
2- je gaat altijd rechtstreeks uit je bed de deur uit
Galakleren dragen
Rechtstreek uit bed de deur uit

Slide 3 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

1. Je moet altijd in je eentje voor de spiegel eten -OF-
2. je smeert dagelijks al je gewrichten in met smeerolie
In je eentje voor de spiegel eten
Gewrichten insmeren met smeerolie

Slide 4 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

1. je gebruikt minstens 84 emoji’s in je sollicitatiebrief
2. je draagt een motorhelm tijdens elk sollicitatiegesprek
84 emoji's in sollicitatiebrief
helm tijdens sollicitatie gesprek

Slide 5 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Beroepsgericht 3
Module 2: Inventariseert de ondersteuningsvragen
Blok 7: Evaluatie 
Docent: Farah Negro

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
  • Lesdoel ​
  • Theorie​
  • Werkvorm
  • Terugkoppeling/afronding les




Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
De student kan uitleggen wat het verschil is tussen een productevaluatie en een procesevaluatie.​


De student kan een evaluatie uitvoeren.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Theorie
Evalutatie:
= het beoordelen van een activiteit of handeling op vooraf opgestelde criteria ​
Evalueren is het terugblikken op hetgeen je hebt gedaan en helpt je zicht te krijgen op de waarde van wat je hebt gedaan.​
Aan het uitvoeren van een activiteit gaat een hoop voorbereiding vooraf. Maar net zo belangrijk als die voorbereiding, is de evaluatie achteraf.​

Evalueren doe je in alle fases --> tussen- en eindevaluatie​








Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderscheid in proces- en product evaluatie?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Onderscheid proces en product evaluatie
Bij de productevaluatie bekijk je of je het vooraf gestelde doel is bereikt

Bij de procesevaluatie kijk je naar de manier waarop je hiermee bezig bent geweest. ​
--> Daarbij reflecteer je ook op je eigen rol als beroepskracht. Aan de uitkomsten van je evaluatie verbind je conclusies.​

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening evaluatie
Is in onderstaande gevallen sprake van een evaluatie?​:


  1. Ik vond het wel goed gaan, iedereen deed goed mee.​
  2. De cliënten vonden het gezellig. ​
  3. Het einddoel is behaald, dus het is goed gegaan. 



Slide 12 - Tekstslide

1- Wat is goed? Wanneer doet iemand goed mee?​

2- Hoe weet jij dat de cliënten het gezellig vonden?​

3- Einddoel = productevaluatie, hoe is het proces verlopen?  procesevaluatie
De functie van evalueren
  1. Evalueren als kwaliteitsverbetering​
  2. Evalueren als middel van zelfreflectie en samenwerking​
  3. Evalueren als middel om verantwoording af te leggen ​
  4. Evaluatie als voorbeeldfunctie (niet telkens opnieuw het wiel uitvinden) ​
  5. Evaluatie als leerervaring 




Slide 13 - Tekstslide

Kwaliteitsverbetering  welke eisen zijn er aan verbonden​

Zelfreflectie en samenwerking  kritisch kijken naar eigen handelen en van collega’s ​

Verantwoording  aan de cliënt en organisatie, waarom op deze manier handelen​

Voorbeeldfunctie  kennis opdoen over effect van bepaalde handelingen​

Leerervaring  leren van hoe iets verliep, aanpassen/meenemen volgende keer
Evalueren als cyclisch proces
Fasen cyclisch proces: informatie verzamelen, problemen formuleren, doelen of resultaten formuleren, plannen van acties, uitvoeren van acties, evalueren en bijstellen van het plan.​  

  • ​Tussenevaluatie​
  • - Fasen in een plan/begeleiding​

  • Eindevaluatie​
  • - Terugblik op gehele activiteit



Slide 14 - Tekstslide

In het cyclisch proces worden de verschillende fasen iteratief (herhalend) doorlopen.
GERICHT EVALUEREN

Evalueren doe je om bepaalde informatie te krijgen over een ingezette koers, begeleidingsplan, handeling of activiteit. ​

De vragen voor evaluatie zijn vóór de uitvoering van de activiteit al opgesteld​

  • Bedenk vooraf:​
  • - Wat ga ik evalueren?​
  • - Hoe ga ik evalueren?​
  • - Met wie ga ik evalueren?​


  • Samenwerking tussen alle betrokkenen (multidisciplinair)​
  • Doel: Op dezelfde lijn zitten, goede onderlinge afstemming in belang cliënt. 






Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vormen/instrumenten evaluatie
  • Mondeling​
  • Gestructureerde evaluatielijst​
  • Observatie​


Visie van organisatie op zorg, begeleiden en evalueren speelt een rol



Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Product evaluatie
Productevaluatie = meten of de beoogde doelen, resultaten, of effecten zijn behaald ​

Term ‘product’ in de zorg = gedrag

Is het doel bereikt? ​
  • Kennis (bijvoorbeeld rekenen, geldzaken)​
  • Vaardigheden (bijvoorbeeld motorisch, communicatief, sociaal)​
  • Houding (bijvoorbeeld omgaan met conflicten, beleefd zijn)




Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Proces evaluatie
Procesevaluatie = onderzoekt en geeft een waardeoordeel over de manier waarop doelen zijn bereikt. ​
Niet ‘wat’ maar ‘hoe’. ​

  • Inschatting van de beginsituatie van de cliënt (heb ik genoeg gegevens verzameld?)​
  • Doelen formuleren (waren de doelen goed gekozen, haalbaar en zinvol?)​
  • Plan maken (waren de taken goed verdeeld?)​
  • Uitvoering (ben ik goed omgegaan met onverwachte situaties?)​
  • Samenwerking (heb ik eventuele knelpunten met hen besproken?)​
  • Evaluatie (was de manier van evalueren passend?)







Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conclusies trekken
  • Uit die gegevens trek je conclusies over het doorlopen traject en voor het eventuele vervolg.​
  • Evalueren is terugkijken maar ook vooruitkijken.​
  • Je stelt jezelf de vraag wat de conclusies uit de evaluatie betekenen voor de cliënt, voor het begeleidingsproces en voor het vervolg. Hoe ga je verder?


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Evalueren en reflecteren
  1. Kritisch naar jezelf (durven) kijken​
  2. Je bent je eigen instrument: kwaliteiten, valkuilen, positieve ervaringen vanuit het verleden, oordelen gebaseerd op verleden e.d.​
  3. Zelfkennis en zelfinzicht: stevig in schoenen staan, weten waarvoor je kiest en waarom. ​
  4. Reflecteren: leren over jezelf, blinde vlekken zien en daarmee aan de slag gaan.






Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

RUIMTE OM TE WERKEN AAN B1-K1-W1​ 

Tijdens deze les heb je ruimte om te werken aan meetmoment inventariseert de ondersteuningsvragen van de cliënt.​


Maak gebruik van je tijd en stel aan de docent vragen.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Ga naar je boek/licentie: 
  • Methodiek 
  • thema 3: methodisch werken 
  • Ga naar: 3.14 evalueren ​

Maak de volgende verwerkingsopdrachten niveau 3 en 4:​
1a, 1b, 1c, 2b, 4a

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reflectie en evaluatie
Mijn eigen handelen als docent:

  •  Proces evaluatie.
  • Product evaluatie.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies