Met een verwijswoord kun je verwijzen naar woorden die je eerder hebt gebruikt.
Verbanden tussen woorden en zinnen kunnen we dus aangeven met verwijswoorden.
Hij, ze, zij, het, hem, haar, zijn, hun, deze, die, dat, dit.
Slide 7 - Tekstslide
Verwijswoorden
Kies het juiste verwijswoord:
mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.
het-woorden (onzijdig)
het, zijn
dat, dit
de-woorden (mannelijk)
hij, hem
die, deze
de-woorden (vrouwelijk)
zij/ze, haar
die, deze
meervoud
zij/ze, hen, hun
die, deze
Slide 8 - Tekstslide
Verwijswoorden
Zij:
- gebruik je als onderwerp.
Zij hebben een boek gekregen.
Hun:
- direct achter hun staat een bezit.
- als het een meewerkend voorwerp is, dus aan hun of voor hun.
Het is hun boek.
Ik geef aan hun een boek.
Slide 9 - Tekstslide
Aan de slag
Welke verwijswoorden moet je invullen.
Schrijf de verwijswoorden op.
Slide 10 - Tekstslide
Het meisje loopt naar de marktkraam en kiest zorgvuldig een aantal sappige appels uit. ....... betaalt de verkoper vriendelijk en stopt de appels in ........ tas voordat ze verder gaat met ....... boodschappen.
Slide 11 - Open vraag
De hond staat voor het raam en blaft luid naar passerende mensen. ....... rent vervolgens rond in de tuin, terwijl ....... onophoudelijk blijft blaffen. De buren worden wakker van het geluid en vragen zich af waar ..... vandaan komt..
Slide 12 - Open vraag
De leerlingen zitten geconcentreerd achter ........ bureau en maken de toets met pen en papier. Sommigen krabben af en toe op ..... hoofd, terwijl ze nadenken over de antwoorden.
Slide 13 - Open vraag
In de kantine zitten de leerlingen aan de tafels en genieten van ..... pauze. Een aantal van ..... praat en lacht, terwijl ..... hun lunch eten. Sommigen spelen kaartspelletjes of delen ...... ervaringen van de dag met elkaar.
Slide 14 - Open vraag
Bij het leren van verwijswoorden is het belangrijk om te begrijpen hoe ...... naar eerdere woorden of zinnen verwijzen. Dit helpt de lezer om de tekst vloeiend te volgen en de betekenis ....... te begrijpen. Door regelmatig te oefenen met het gebruik van verwijswoorden, kunnen studenten ..... schrijfvaardigheden verbeteren
Slide 15 - Open vraag
Check-out
1. Kies het juiste verwijswoord:
Heb je liever die donkerblauwe spijkerbroek of ... lichtblauwe hier?
2. Kies het juiste verwijswoord:
Mijn zussen zijn boos, omdat ik ... jouw geheim niet wil vertellen.