PS 4.2 Cultuur en identiteit (VWO)

Welkom bij Maatschappijleer!
Deze les =
4.2 Cultuur en identiteit
  • Uitleg
  • Nakijken opdrachten par. 1

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Maatschappijleer!
Deze les =
4.2 Cultuur en identiteit
  • Uitleg
  • Nakijken opdrachten par. 1

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik vorige les
Introductie pluriforme samenleving
  • Tolerantie van Nederland: pragmatisch of principieel?

Slide 2 - Tekstslide

Wat leer ik deze les?
  1. Je weet wat cultuur is en welke functies cultuur kan hebben.
      
  2. Je kan uitleggen hoe socialisatie werkt (en hoe dus cultuur wordt overgedragen) en wie socialiserende functies hebben. 

  3.  Je kent de dimensies van verschillen tussen culturen.

  4. Je weet wat de betekenis is van vooroordelen. 

Slide 3 - Tekstslide

Culturen
Cultuur = alle waarden, normen en andere aangeleerde kenmerken die leden van een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en als vanzelfsprekend beschouwen.
Aan verandering onderhevig: door bijv. tijd en plaats.
  1. Cultuur bepaalt een deel van je persoonlijkheid. 
  2. Cultuur biedt een gemeenschappelijk referentiekader 
  3. Cultuur geeft richting aan het denken van mensen en werkt gedragsregulerend.  
Functies van cultuur:
Dominante cultuur = Cultuur die door de meeste mensen wordt geaccepteerd.
Subcultuur  zijn specifieke groepen met eigen waarden, normen en andere kenmerken die afwijken van de dominante cultuur. 
Tegencultuur = verzetten zich tegen dominante cultuur of vormen bedreiging ervoor.

Slide 4 - Tekstslide

Socialisatie
Het proces waarbij iemand bewust en onbewust de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn groep krijgt aangeleerd.

- Doel: aanpassing aan de omgeving
- Socialisatie zorgt er dus voor dat de cultuur blijft bestaan. 

- Vooral via imitatie (kind, tiener, maar ook volwassenen)

Slide 5 - Tekstslide

Socialisatie
  • Socialiserende instituties = beoefenen invloed uit binnen proces van socialisatie.
    Denk aan: ouders, school, kerk, sport etc. 
  • Het socialisatieproces vindt plaats via sociale controle (de manier waarop mensen anderen stimuleren of dwingen zich aan de geldende norm te houden). 
    - Positieve sancties: bijv. diploma's
    - Negatieve sancties: bijv. uitfluiten van een team.
  • Zo creëer je groepsidentificatie.  

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Waarin verschillen culturen?
  1. Machtsafstand - Omgaan met gezag in een cultuur kan sterk verschillen.
  2. Individualisme <> Collectivisme - in sommige samenlevingen zijn de banden tussen mensen vrij los t.o.v. samenlevingen waarin men in een hele hechte en sterke groep zit.
  3. Masculiniteit <> Feminiteit - gaat om rolverdeling tussen man en vrouw
  4. Onzekerheidsvermijding 
    Gaat om de mate van angst voor de toekomst binnen een samenleving. Hoge angst: zekerheid in werk zoeken + vaak religieus. Lage angst: minder nadruk op regels + toleranter.
  5. Oriëntatie op de lange <> korte termijn 
    Een samenleving die meer gericht is op de toekomst zal de nadruk leggen op sparen en plannen <> korte termijn: "pluk de dag" mentaliteit.

Slide 8 - Tekstslide

De betekenis van vooroordelen
Culturen kunnen van elkaar verschillen, maar 1 ding hebben ze gemeen: ze kennen allemaal vooroordelen. 

Etnocentrisme = dat je je eigen groep als middelpunt van alles ziet en alle andere daaraan gaat afmeten.

Een vooroordeel is onontkoombaar. Maar we moeten uitkijken dat het niet uitloopt op regelrechte vijandigheid richting andere culturen: Xenofobie


Slide 9 - Tekstslide


  1. Lees §2: Cultuur en identiteit (156-161)
  2. Maak de vragen die in de reader staan
AAN DE SLAG!

Slide 10 - Tekstslide