Examentraining Staatsinrichting 2025

Examentraining geschiedenis
Staatsinrichting
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Examentraining geschiedenis
Staatsinrichting

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Leerdoelen check 
  • Uitleg Staatsinrichting
  • Zelfstandig werken: paar examenvragen staatsinrichting
  • Bespreken van examenvrage

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdstuk 1 gaat over 'staatsinrichting'

Wat is staatsinrichting?


Staatsinrichting is de wijze waarop de staat, zijn regering en zijn bestuur zijn ingericht.

  • Bij geschiedenis leer je vooral hoe dit in Nederland is ontstaan
  • Bij maatschappijleer leer je vooral hoe dit in Nederland werkt

Slide 3 - Tekstslide

Aan de slag
Schrijf de titels van de paragrafen van H1 over in je schrift, schrijf bij elke paragraaf het leerdoel er bij.
Probeer of je antwoord kan geven op de leerdoelen.

Slide 4 - Tekstslide

Bespreken leerdoelen

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide


Revolutiejaar 
1848


De ‘erfgenamen van de Franse Revolutie’, de Liberalen, komen tot de conclusie: "Alles is weer hetzelfde als vóór de Franse Revolutie!"

Overal zitten er weer koningen op de Europese tronen en 
ondanks 'een grondwet' is er maar weinig democratie.

Slide 7 - Tekstslide


Paniek bij de vorsten
in heel Europa!




Ook in Den Haag...
...koning Willem II wordt 'in één nacht' liberaal

Slide 8 - Tekstslide

Gevolgen (1)
  • De leider van de Nederlandse Liberalen: Johan Rudolf Thorbecke maakt een nieuwe grondwet:

  1. Koning is onschendbaar
  2. Ministeriële verantwoordelijkheid
  3. Klassieke grondrechten
  4. censuskiesrecht
  5. Rechtstreekse Tweede Kamer verkiezingen

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Noem een socialist uit de 19e eeuw

Slide 11 - Open vraag

Pieter Jelles Troelstra (SDAP)
Ferdinand Domela Nieuwenhuis (SDB)

Slide 12 - Tekstslide

SOCIALE KWESTIE

Slide 13 - Tekstslide

Discussies over de ‘sociale kwestie’

*Opvattingen over oorzaken en mogelijke oplossingen naar voren, variërend van niets doen tot ingrijpen door de overheid. 
* Arbeiders richtten vakbonden op om gezamenlijk met werkgevers te onderhandelen over arbeidsvoorwaarden.
* Algemeen kiesrecht
* Sociale wetten

Slide 14 - Tekstslide

Herman Schaepman (Algemeene Bond van RK-kiesverenigingen)
Abraham Kuyper (ARP)

Slide 15 - Tekstslide

Schoolstrijd
- Schoolstrijd: liberale regering stichtte openbare scholen --> voor iedereen toegankelijk
- katholieken en protestanten wilden bijzondere scholen = katholieke en protestantse scholen.
- regering wilde deze scholen niet subsidiëren --> Schoolstrijd --> liberalen en socialisten <--> katholieken en protestanten

Slide 16 - Tekstslide

Oplossing sociale kwestie
Confessionelen
Katholieken
  • De katholieken willen dat de overheid dekatholieke scholen betaald (schoolstrijd).
  • Rekenen op christelijke naastenliefde en samenwerking om sociale kwestie op te lossen.
  • De rol van de kerk is belangrijker dan de rol van de overheid.
  • Zijn voor algemeen kiesrecht.

Slide 17 - Tekstslide

Opgelost in de Pacificatie van 1917
  • actief kiesrecht voor mannen
  • passief kiesrecht vrouwen
  • gelijkstelling onderwijs
  • Stelsel van evenredige vertegenwoordiging

Slide 18 - Tekstslide

Gevolgen van de Pacificatie
  • Van districtenstelsel (1848-1917) naar evenredige vertegenwoordiging (1917-NU).

  • Liberalen buiten spel gezet.

Slide 19 - Tekstslide

Verhoudingen politieke stromingen vóór en na de Pacificatie van 1917 -> wat is veranderd? Hoe komt dit?

Slide 20 - Tekstslide

Kiesdeler

Slide 21 - Tekstslide

Kiesdeler = aantal behaalde stemmen / 150 zetels

Slide 22 - Tekstslide

1.1 De Nederlandse staatsinrichting nu
Bestuur van Nederland nu?

  1.  NL = parlementaire democratie
  2.  NL = constitutionele monarchie
  3.  NL = een rechtsstaat

??????? wat betekent dit allemaal???
We gaan stap voor stap alle begrippen langs..


Slide 23 - Tekstslide

Parlementaire democratie
  • Democratie = het volk regeert
  • Parlement = volksvertegenwoordiging -> Dit zijn mensen die gekozen zijn door de burgers. Zij besturen namens ons het land.

Parlement = Volksvertegenwoordiging = Eerste en Tweede Kamer = Staten-Generaal => 
Al deze woorden hebben dezelfde betekenis!

Parlementaire Democratie = het volk regeert via een gekozen volksvertegenwoordiging.

Slide 24 - Tekstslide

Constitutionele Monarchie
  • Constitutie = Grondwet
  • Monarchie = koninkrijk, monarch = koning

  • Grondwet = boek met alle rechten en plichten (grondrechten)
                       Alle burgers EN de overheid moeten zich hieraan houden

Constitutionele Monarchie = Land met een koning + een grondwet waar iedereen zich aan moet houden.

Slide 25 - Tekstslide

Wat staat in artikel 1 in de grondwet?
A
Recht op gelijke behandeling
B
Vrijheid van meningsuiting
C
De scheiding van de 3 machten
D
Aanwezigheid van vrije en eerlijke verkiezingen

Slide 26 - Quizvraag

Nederland is een Rechtsstaat
  • Land waarin burgers EN overheid zich aan de wet moeten houden
  • Niemand wordt zomaar opgepakt
  • Iedereen krijgt een eerlijk proces
  • Machtenscheiding


Basis van een Rechtsstaat = Machtenscheiding-> zo wordt misbruik voorkomen.
3 machten => zij controleren elkaar:
1- Rechterlijke macht: onafhankelijke rechters
2- Wetgevende macht: parlement + regering
3- Uitvoerende macht: regering

Slide 27 - Tekstslide

Waaruit blijkt dat Nederland een rechtsstaat is?
A
De rechten van de burgers worden bepaald door het staatshoofd.
B
Een minister mag de rechter niet beïnvloeden bij een uitspraak van een proces.
C
De regering heeft geen invloed op de wetgevende macht.
D
De minister kan elke wet invoeren die hij maakt.

Slide 28 - Quizvraag

De Grondwet -> grondrechten!
Klassieke Grondrechten:
- vrijheidsrechten
- staan al > 100 jaar in de Grondwet
  • Vrijheid van godsdienst
  • Geen discriminatie
  • Vrijheid van mening
  • Vrijheid van drukpers
  • Vrijheid van vereniging/vergadering
  • vrijheid van onderwijs
=> begint steeds met "vrijheid van ..."

Sociale Grondrechten:
- bescherming van burgers door de overheid
- staan pas sinds 1983 in de Grondwet
  • recht op onderwijs
  • recht op gezondheidszorg
  • recht op bestaanszekerheid
  • recht op  werk
  • recht op rechtsbijstand
  • recht op  bewoonbaarheid
=> begint steeds met "recht op ..."

Slide 29 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van een sociaal grondrecht?
A
vrijheid van onderwijs
B
vrijheid van meningsuiting
C
het recht op gelijke behandeling
D
het recht op rechtsbijstand

Slide 30 - Quizvraag

Welke uitspraak is juist?
A
De sociale grondrechten zijn ouder van de klassieke grondrechten
B
De klassieke grondrechten zijn ouder van de sociale grondrechten
C
De sociale en klassieke grondrechten zijn even oud en komen uit 1848

Slide 31 - Quizvraag

Klassiek grondrecht
Sociaal grondrecht
Vrijheid van meningsuiting
vrijheid van godsdienst
vrijheid van onderwijs
recht op onderwijs
recht op gezondheidszorg
recht op bestaanszekerheid

Slide 32 - Sleepvraag

Regering en Parlement: Hoe werkt het?
Tweede Kamer:
  • 150 leden
  • direct gekozen
  • elke 4 jaar
  • burgers 18+jr en NL nationaliteit


Eerste Kamer:
  • 75 leden
  • indirect gekozen (via omweg)
  • elke 4 jaar
  • door Provinciale Staten

Tweede Kamer in Den Haag
Eerste Kamer in Den Haag

Slide 33 - Tekstslide

Verkiezingen
=> Burgers stemmen op iemand van een politieke partij

  • de partijen met de meeste stemmen -> kabinet/regering
  • samenwerkende partijen noem je COALITIE
  • partijen die niet in de regering zitten heten OPPOSITIE

Slide 34 - Tekstslide

De oranje gekleurde politieke partijen in het plaatje zijn....
A
Oppositie partijen
B
Coalitie partijen

Slide 35 - Quizvraag

De Regering 
Regering = kabinet + koning **

Kabinet = alle ministers

Hoofd regering = minister-president/premier

** de koning heeft geen invloed in de regering!**

Slide 36 - Tekstslide

Wie doet wat in Den Haag?
  • Parlement: controleren regering + wetten maken
  • Regering: uitvoeren wetten + wetten maken

=> Hoogste macht = parlement!
  • zij controleren de regering
  • zij moeten alle wetsvoorstellen goedkeuren
  • zij kunnen minsters/kabinet ontslaan

Slide 37 - Tekstslide

Controle-middelen Parlement
Tweede Kamer:                              Eerste Kamer:
  • Recht van Amendement             niet
  • Recht van Initiatief                    niet
  • Recht van Interpellatie              wel
  • Recht van Enquête                     wel
  • Recht van Budget                       wel


** De Eerste Kamer heeft ALLEEN controlerende bevoegdheden!
** De Tweede Kamer heeft 2 wetgevende bevoegdheden

Slide 38 - Tekstslide

Tweede Kamer
Eerste Kamer
Recht van amendement
Recht van initiatief
recht van interpellatie
recht van enquête
Budgetrecht

Slide 39 - Sleepvraag

Welke uitspraak over de regering en parlement is juist?
A
het recht van amendement is een voorbeeld van een controlerende bevoegdheid.
B
het recht van initiatief heeft alleen de Tweede Kamer
C
het recht van interpellatie heeft alleen de Tweede Kamer
D
het Kabinet is hetzelfde als de Staten-Generaal

Slide 40 - Quizvraag

En de Koning? Wat doet hij?
  • Staatshoofd

  • Niet gekozen maar door erfopvolging
  • Verplicht wetten te ondertekenen
  • adviseren ministers 
  • onderdeel van de regering (zonder invloed)


De Koning is onschendbaar => hij kan NIET ter verantwoording worden geroepen door het parlement. De minister is verantwoordelijk.
(uitleg hiervan volgt in par. 1.2)

Slide 41 - Tekstslide

1813: Koninkrijk der Nederlanden
Alle staatshoofden vanaf het begin op een rij:
  1. Koning Willem I --- 1815-1840 (op achtergrond afgebeeld)
  2. Koning Willem II --- 1840-1849
  3. Koning Willem III --- 1849-1890
  4. Koningin Wilhelmina --- 1898-1948
  5. Koningin Juliana --- 1948-1980
  6. Koningin Beatrix --- 1980-2013
  7. Koning WillemAlexander --- 2013 ...?

Slide 42 - Tekstslide

Bespreken van examen

Slide 43 - Tekstslide