Verhoudingen en Procenten herhaling

Wat gaan we vandaag doen?
Lessonup les over verhoudingen
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we vandaag doen?
Lessonup les over verhoudingen

Slide 1 - Tekstslide

Op zolder hangt 1 lamp. Op de begane grond zitten 3 lichtschakelaars. 1 hiervan schakelt daadwerkelijk de lamp op de zolder aan. De andere twee doen niets.

Hoe kun je bepalen welke schakelaar de lamp aanzet?
Ga er van uit dat je in totaal maar 1 keer de trap op mag lopen om te kijken of de lamp brand. alleen zo kan je zien of die brand.

Op een andere manier kan dat dus niet (bv. een gat in het plafond maken o.i.d. mag dus niet)..

Slide 2 - Tekstslide

Verhoudingen en procenten. Verhoudingstabellen.

In een verhoudingstabel kun je de getallen die onder elkaar staan met hetzelfde getal vermenigvuldigen of door hetzelfde getal delen.

Slide 3 - Tekstslide


Sammy gaat Arubaanse ontbijtkoek maken volgens het recept hiernaast.
Wat is de kleinste verhouding roomboter : suiker?

A
250:600
B
5:12
C
2,5:6
D
25:60

Slide 4 - Quizvraag


Slide 5 - Tekstslide

voor 4 personen heb je 600 gram nodig. Voor 9 personen heb je dus...... gram tomaten nodig.
A
1250 gram
B
1200 gram
C
1300 gram
D
1350 gram

Slide 6 - Quizvraag

De verhouding 5 : 15 hoort bij...
A
1:2
B
1:3
C
1:4
D
1:5

Slide 7 - Quizvraag

De verhouding 4 : 16 hoort bij...
A
1:2
B
1:3
C
1:4
D
1:5

Slide 8 - Quizvraag

Voor het verhuizen van de spullen huurt Kim een verhuiswagen.
De verhuiswagen rijdt 100 km met 8 liter diesel.

Hoeveel km kan er met 10 liter gereden worden?
A
80
B
125
C
12,5
D
122,50

Slide 9 - Quizvraag

150 g kaas kost in de supermarkt € 1,80.
Bij de kaasboer kost 125 g kaas € 1,45.
Waar is de kaas het voordeligst?

A
supermarkt
B
kaasboer

Slide 10 - Quizvraag

Tekening in cm: 8
schaal= 1 : 250
Hoe groot in werkelijkheid in m?

Slide 11 - Open vraag

tekening in cm: 11
schaal= 1 : 400.000
Hoe groot is de afstand in km?

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Een deel uitrekenen
Je kunt uitrekenen welke hoeveelheid bij een percentage hoort. Je kunt dit doen door eerst uit te rekenen hoeveel 1% van het totaal is. Daarna vermenigvuldig je de uitkomst met het aantal procenten.

Om het overzichtelijk te houden kun je het beste gebruik maken van een verhoudingstabel....

€150
100%
1%
65%

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Het totaal uitrekenen
Als je weet hoe groot een deel is en welk percentage daarbij hoort, kun je het totaal uitrekenen. Je kunt dit doen door eerst 1% uit te rekenen daarna vermenigvuldig je dit met 100.


31%
1%
100%
325,5

Slide 16 - Tekstslide

Het totaal uitrekenen

31%
1%
100%
325,5
10,5
1050

Slide 17 - Tekstslide

Een huis kostte 500.000 euro maar de prijs ging met 15% omhoog. Wat is de nieuwe prijs?

Slide 18 - Open vraag

Een man deed deze week boodschappen voor € 37,26. Dat is 8% minder dan vorige week. Hoeveel had hij vorige week aan boodschappen uitgegeven?
A
€ 35,-
B
€ 40,50
C
€ 44,40
D
€ 48,55

Slide 19 - Quizvraag

Uitwerking 
Deze week 8 procent minder = 100-8=92 procent

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Sleep de juiste waarde van 100% naar het juiste deel met bijbehorend percentage
100% =
deel en %
20% = 90
12,5% = 80
360 = 120% 
405 = 75%
450
640
300
540

Slide 22 - Sleepvraag

Slide 23 - Tekstslide

In 2013 waren er 9450 meisjes die een exacte studie volgden. In 2014 waren er 9639 meisjes die een exacte studie volgden.
Dat is een toename van ................ %
A
10 %
B
1,5 %
C
2 %
D
20 %

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

0mrekenen van breuken naar procenten
100% delen door het onderste getal van een breuk (de noemer) en vermenigvuldigen met het bovenste getal (de teller)
100% : 5 = 20%      
20% x 2 = 40%
2/5 = 40%

Slide 26 - Tekstslide

2/5 is ______%?
A
10
B
20
C
25
D
40

Slide 27 - Quizvraag

3/8 = _______%?

Slide 28 - Open vraag

Omrekenen van procenten naar breuken
Een procent is zoveel honderdste deel
75% = 75/100
Dit kun je nog vereenvoudigen door de teller en de noemer allebei te delen door 25
75/100 = 3/4

Slide 29 - Tekstslide

Hoe schrijf je 75% als breuk?
A
75/1000
B
75/100
C
3/40
D
3/4

Slide 30 - Quizvraag

Omrekenen van decimalen naar procenten
0,01 = 1/100 = 1 %  (een honderdste deel)
Vermenigvuldig het decimale getal met 100 om het percentage te krijgen.
0,65 = 65%
0,065 = 6,5%
0,0065 = 0,65%
6,5 = 650% want 100% = 1 
6,5 x1 = 6,5   6,5 x 100% = 650%

Slide 31 - Tekstslide

Hoeveel procent is 0,225?

Slide 32 - Open vraag

Hoeveel procent is 0,005?
A
0,5%
B
2%
C
5%
D
20%

Slide 33 - Quizvraag

Hoeveel procent is 0,65?
A
6,5%
B
65%
C
0,65%
D
650%

Slide 34 - Quizvraag

Omrekenen van procenten naar decimalen
Procent (%) betekent ' van de honderd'
15% = 15/100 = 15 : 100 = 0,15
1,5% = 1,5/100 =  1,5 :100 = 0,015
150% = 150/100 = 150 : 100 = 1,5  
1500% = 1500/100 = 1500 : 100 = 15          

Slide 35 - Tekstslide

Hoe schrijf je 15% als decimaal?
A
0,15
B
1,5
C
0,015
D
15

Slide 36 - Quizvraag

Hoe schrijf je 5% als decimaal
A
0,5
B
0,05
C
0,50
D
0,005

Slide 37 - Quizvraag

Zijn er nog vragen?

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide


Slide 41 - Open vraag

Slide 42 - Tekstslide

Een nieuwe racefiets kost 800 euro, maar voor topsporters gaat er 16% korting af, wat is het kortingsbedrag?
A
8 euro
B
64 euro
C
128 euro
D
256 euro

Slide 43 - Quizvraag

Een doeltje kost 50 euro. Vorige week was hij 10% duurder. Wat was de prijs vorige week?
A
€ 60,-
B
€ 45,-
C
€ 5,-
D
€ 55,-

Slide 44 - Quizvraag

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

80% is
A
4/5
B
7/10
C
2/3
D
3/4

Slide 47 - Quizvraag

De fruitsalade bevat 69g mango.
Hoeveel gram fruit zit er in totaal
in de verpakking?
A
115
B
260
C
230
D
130

Slide 48 - Quizvraag

2/5 is ______%?
A
10
B
20
C
25
D
40

Slide 49 - Quizvraag

Slide 50 - Tekstslide