Geschiedenis les 2: Mensen en de watersnoodramp

• Geschiedenis
• Basisschool
• Groep 6

Geschiedenis

Les 2

Eerst nog even terug 

Wat weten we nog van de watersnoodramp?

voorkennis ophalen.

Wanneer was de watersnoodramp??

1. 5 april 1960
2. 12 januari 1834
3. 1 februari 1953
4. 20 november 1916

Waar

Niet waar

De watersnoodramp vond plaats in 1983.

Men kon niet bellen om hulp in te roepen.

Het gebeurde in de middag.

Iedereen werd op tijd gered.

De watersnoodramp gebeurde in de winter.

Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Brabant waren getroffen.

Voorkennis opfrissen

31 januari 1953

1 februari 1953

03:00 uur

1 februari 1953

04:30 uur

1 februari 1953

13:00 uur

Noordwesterstorm

Via de noordzee ontwikkelt zich een noordwesterstom. Het komt recht op de Nederlandse kust af. Er is ook springtij en daardoor is er extreem hoog water op komst.

Dijkdoorbraken

Het water komt steeds hoger en de dijken breken.

Hoogtepunt vloed

De vloed is op het hoogtepunt. Er zijn nog steeds overstromingen.

Tweede vloedgolf

Een tweede, nog grotere golf, stroomt het land op. De schade is enorm.

Waar

Niet waar

De watersnoodramp vond plaats in 1963.

Er stroomde water uit de Noordzee aan land.

Het gebeurde in de middag.

Iedereen werd op tijd gered.

De watersnoodramp gebeurde in de winter.

Er stroomde water uit de Noordzee aan land.

Deze terugblik geeft de leerlingen houvast over het onderwerp

voorkennis ophalen.

Wat gebeurde er met de zeedijken toen het water er overheen ging?

1. Zeedijken bestaan niet. Er zijn alleen duinen.
2. De zeedijken braken door.
3. Niets, ze hielden heel goed al het water tegen.
4. Er kwamen kleine gaatjes in die werden gerepareerd.

Lesdoel

Aan het einde van deze les begrijp ik wat de mensen die de watersnoodramp hebben meegemaakt beleefd hebben. Ik kan me in ze inleven.

Zie les 1

Welke stappen hadden jullie opgeschreven aan het einde van de vorige les?

Wacht de antwoorden af. Vertel dan dat je veel antwoorden die overeenkomen met de stappen die de mensen in 1953 ook hebben genomen. We gaan kijken naar een filmpje van Klokhuis. 

Vertel de kinderen dat ze van 1:10 tot 3:12 moeten kijken, of maak een beelschermopname en zet deze op YouTube zodat het filmpje automatisch dan stopt en ze niet in een nieuw venster hoeven te kijken (mag officieel niet in verband met auteusrechten).

Kijkvraag: Waarom is de vader van Ineke op 1 februari met de auto de polder ingegaan?

Waarom is de vader van Ineke op 1 februari met de auto de polder ingegaan?

1. Om mensen te gaan redden.
2. Om boodschappen te doen.
3. Om te vluchten voor het water.
4. Om een zwemvest te kopen.

Vertel de kinderen dat ze van 3:15 tot 4:10 moeten kijken.

Kijkvraag: Waarom denkt de vader van Jaap dat ze veilig zijn?

Waarom dacht de vader van Jaap dat ze veilig waren?

Vertel de kinderen dat ze van 6:31 tot 7:22 moeten kijken.

Kijkvraag: Wat bedoelen ze bij 6:50 als ze vertellen dat het water soms zo snel ging, dat sommige mensen niet op tijd naar zolder konden vluchten?

Wat is er waarschijnlijk gebeurd met de mensen die niet op tijd naar zolder konden vluchten?

1. Ze hebben het overleefd
2. Ze zijn verdronken

Hoe vond Ineke het toen ze naar boven moesten vluchten?

1. Heel erg eng
2. Een beetje eng
3. Helemaal niet eng
4. Leuk

Sommige mensen zaten dagenlang, in de kou, zonder eten en drinken op het dak. Wat voelden zij?

Vertel de kinderen dat ze van 7:23 tot 8:32 moeten kijken.

Kijkvraag: Waarom kon Jaap niet vluchten?

Waarom kon Jaap niet vluchten?

1. Jaap zijn ouders wilden liever op de boerderij blijven.
2. Jaap had geen boot en de golven waren te hoog.
3. Jaap zijn ouders hadden onvoldoende benzine meer in de de auto.
4. Jaap kan niet zwemmen.

Waarom verandert de stem van Jaap als hij vertelt dat de koeien waren verdronken?

1. Jaap is boos
2. Jaap heeft dorst
3. Jaap is verdrietig
4. Jaap wil niet meer praten

Vertel de kinderen dat ze van 8:54 tot 10:17 moeten kijken.

Kijkvraag: Waarom is de vader van Ineke nog steeds niet terug?

Waarom is de vader van Ineke nog steeds niet terug?

Afsluiting
Noteer twee dingen die je hebt geleerd

Interview

Werk samen met een klasgenootje. Doe alsof een van jullie de watersnoodramp heeft meegemaakt. De ander is de journalist en stelt drie interviewvragen.

Maak een kort verslag.