woorden lesson 1 b - z
1 / 36
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Betalen
A
pay
B
pai
C
money
D
cash
Slide 2 - Quizvraag
boerderij
A
Fam
B
cow
C
Farmer
D
Farm
Slide 3 - Quizvraag
de
A
the
B
het
C
te
Slide 4 - Quizvraag
één
A
on
B
one
C
oone
D
wone
Slide 5 - Quizvraag
een
A
a
B
an
C
the
Slide 6 - Quizvraag
een paar
A
a pare
B
a few
C
some
Slide 7 - Quizvraag
Engeland
A
Engeland
B
England
C
Englisch
D
inglisch
Slide 8 - Quizvraag
geld
A
cash
B
money
C
dollars
D
bills
Slide 9 - Quizvraag
big city
A
grote stad
B
groot dorp
C
kleine stad
D
centrum
Slide 10 - Quizvraag
the north
A
het noorden
B
kind van kim kardashian
C
boven
Slide 11 - Quizvraag
land
A
country
B
countri
C
land
D
city
Slide 12 - Quizvraag
Vakantie
A
Holidays
B
vacation
C
day off
Slide 13 - Quizvraag
weken
A
weeks
B
days
C
7 days
Slide 14 - Quizvraag
zomer
A
summer
B
big vacation
C
sumer
Slide 15 - Quizvraag
easy
A
makkelijk
B
simpel
C
moeilijk
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
it makes
Slide 18 - Open vraag
boerderij
Slide 19 - Open vraag
land
Slide 20 - Open vraag
klein
Slide 21 - Open vraag
makkelijk
Slide 22 - Open vraag
stadje
Slide 23 - Open vraag
betalen
Slide 24 - Open vraag
gedurende
Slide 25 - Open vraag
een paar
Slide 26 - Open vraag
help out
Slide 27 - Open vraag
very
Slide 28 - Open vraag
summer
Slide 29 - Open vraag
sterk
Slide 30 - Open vraag
goed
Slide 31 - Open vraag
grote stad
Slide 32 - Open vraag
gedurende
Slide 33 - Open vraag
werk
Slide 34 - Open vraag
one
Slide 35 - Open vraag
het maakt
