8.3 Democratie in Nederland

 Democratie in Nederland
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

 Democratie in Nederland

Slide 1 - Tekstslide

Nederland na Napoleon
- Nederland wordt in 1813 een koninkrijk
- Koning moet zich houden aan de 
grondwet (constitutionele monarchie)
- Dit Verenigd Koninkrijk der Nederlanden 
omvat huidige Nederland, België en
Luxemburg

Slide 2 - Tekstslide

De Staten-Generaal
Eerste Kamer, gekozen door Willem I

Tweede Kamer, gekozen door leden van de Provinciale Staten

Provinciale Staten, gekozen door de adel en regenten

Slide 3 - Tekstslide

Het liberalisme
Politieke gedachtegoed die gaat over: vrijheid

Willem I was tegenstander van het liberalisme


Slide 4 - Tekstslide

Koning Willem I 
- De eerste koning is Willem I
- Nederland heeft een grondwet en 
een parlement, maar: 
- de koning beslist bijna alles alleen
- het parlement heeft nauwelijks invloed
- onder zijn regering komt België in opstand en 
scheidt zich af van Nederland


Slide 5 - Tekstslide

Koning Willem II
- in 1840 volgt Willem II zijn vader op
- ontevredenheid neemt toe: mensen 
willen inspraak in de regering
- vooral de liberalen (groepering 
die naar vrijheid streeft) eisen meer invloed 

Slide 6 - Tekstslide

Grondwet van 1848
In 1848 krijgt Nederland een grondwetswijziging, geschreven door Thorbecke. 

Belangrijkste wijzigingen:
- het parlement krijgt de meeste macht
- de koning verliest zijn macht


Slide 7 - Tekstslide

Inhoud grondwet 1848
  • Minder macht koning --> Parlement moet wetten goedkeuren
  • Parlement controleert minsters op hun werk
  • Elke 4 jaar verkiezingen (censuskiesrecht --> alleen kleine groep rijke mannen mag stemmen) 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Het parlement

- de Tweede Kamer wordt rechtsstreeks gekozen door burgers
- de Eerste Kamer wordt indirect gekozen door burgers
alle burgers? Nee, alleen mannen ouder dan 23 die genoeg belasting betaalden. Dit was maar 10% van de bevolking.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Wie mogen er in 1848 stemmen?
A
Mannen
B
Rijke mannen en vrouwen
C
Mannen die voldoende belasting betalen
D
Niemand

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent censuskiesrecht in 1848?
A
Mannen mogen stemmen
B
De koning wijst mannen aan die mogen stemmen
C
Mannen die genoeg belasting betalen mogen stemmen
D
Alleen leden van de regering mogen stemmen

Slide 13 - Quizvraag

Koninkrijk met een grondwet is:
A
Parlementaire democratie
B
Constitutionele monarchie

Slide 14 - Quizvraag

Wie mogen er in 1917 stemmen?
A
Mannen
B
Rijke mannen en vrouwen
C
Mannen die voldoende belasting betalen
D
Niemand

Slide 15 - Quizvraag

De regering bestaat uit:
A
Eerste en Tweede Kamer
B
Ministers en Staatssecretarissen

Slide 16 - Quizvraag

Het parlement bestaat uit:
A
Eerste en Tweede Kamer
B
Ministers en staatssecretarissen

Slide 17 - Quizvraag

Wie mogen er in 1919 stemmen?
A
Alleen mannen
B
Rijke mannen en vrouwen
C
Mannen die voldoende belasting betalen
D
Mannen en vrouwen

Slide 18 - Quizvraag

Wat ga je doen:
- Lezen van 5.3: De vaderlijke koning tot en met Uitbreiding Kiesrecht
- Maken 3 t/m 6

Slide 19 - Tekstslide