wk 40: les 3 - koppelteken, cijfers en getallen

Vrijdag 7 oktober - 2AT1
  • 10 minuten stillezen
  • Hw-controle
  • Terugblik: samenstellingen
  • Koppelteken, cijfers en getallen
  • Aan de slag! 


--> Heeft iedereen titel + schrijver leesboek doorgegeven?










timer
10:00
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vrijdag 7 oktober - 2AT1
  • 10 minuten stillezen
  • Hw-controle
  • Terugblik: samenstellingen
  • Koppelteken, cijfers en getallen
  • Aan de slag! 


--> Heeft iedereen titel + schrijver leesboek doorgegeven?










timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les heb je geleerd...
...wat de regels zijn voor het schrijven van samenstellingen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze les ga je leren...
...wat de regels zijn voor het schrijven van het koppelteken.
...en wat de regels zijn voor het schrijven van cijfers en getallen.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Het koppelteken (blz. 56)
  • Bij klinkerbotsing -auto-ongeluk, zee-egel, diploma-uitreiking, ski-jas
  • Bij titels en beroepen - directeur-generaal, minister-president
  • Bij aardrijkskundige namen - Midden-Amerika, Zuid-Hollands
  • Na afkortingen of tekens - vwo-docent, tussen-s, A4-blad
  • Na voorvoegsels - non-actief, aspirant-lid
  • Als het tweede deel begint met een hoofdletter - on-Engels, anti-Duits

Slide 6 - Tekstslide

Aan de slag!
1 a brandweerladder
 b verrassingseffect
 c daartegenover
 d klantenservice
 e kinderboekenschrijver
 f groene thee
 g apetrots
 h stedentrip
 i cybercrime
 j weersvooruitzicht
2 a hemelsbreed
 b motorrijden
 c luchtballon
 d blauwe bessen
 e trainingsschema
 f geboorteplaats
 g slechthorende
 h eiersalade
 i hoofdpijndossier
 j middernacht
Nakijken hw-opdr. -->
Lees blz. 56
Maak opdr. 7, 8, 9
Klaar? Maak de
vragen op de volgende slides

Slide 7 - Tekstslide

huilen + balk =

Slide 8 - Open vraag

asperge + soep =

Slide 9 - Open vraag

zon + bril =

Slide 10 - Open vraag

seconde + wijzer =

Slide 11 - Open vraag

Tussenletter -s?
najaar...storm
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quizvraag

Tussenletter -s?

spruitje...stamppot
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quizvraag

Als een deel van de samenstelling uniek is, dan .......
A
Is de tussenletter altijd een -n
B
Is de tussenletter altijd een -s
C
Wordt er geen tussenletter gebruikt

Slide 14 - Quizvraag

Een samenstelling met versterkende uitdrukking krijgt als tussenletter(s):
A
-e
B
-en
C
-s
D
geen

Slide 15 - Quizvraag

Welke woorden zijn goed geschreven? Let op de tussenletter.
A
Fietsslot
B
Druivesap
C
Trainingsschema
D
Zonnenbrand

Slide 16 - Quizvraag

Samenstelling en tussenletter

Je schrijft geen tussenletter als...
A
het eerste woord geen zn is
B
het geen meervoud heeft
C
alleen een meervoud op een -s heeft
D
het aangeeft hoe leuk of groot iets is

Slide 17 - Quizvraag

Een samenstelling waarvan het eerste deel 2 meervoudsvormen heeft krijgt als tussenletter(s):
A
-e
B
-en
C
-s
D
geen

Slide 18 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Je schrijft een tussenletter -e- in een samenstelling als het eerste deel alleen een meervoud op -en heeft.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
hoogtemeter
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 20 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
maneschijn
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 21 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
weidevogel
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 22 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
reuzegroot
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 23 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
bendeleden
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 24 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
dieptepunt
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 25 - Quizvraag

zon + stelsel =

Slide 26 - Open vraag

nacht + gaal =

Slide 27 - Open vraag

Einde van deze les

Slide 29 - Tekstslide