LEESVAARDIGHEID

Leesvaardigheid
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?

Les 1:
  • Huiswerkcontrole
  • Leerdoelen bespreken
  • Wat weten we nog?
  • Nakijken opdr. 15 en 16
  • Afsluiting
Les 2:

  • Maken opdracht 17 en 18 
  • Nakijken (?)
  • Leren: Quizlet
  • Klassikale opdracht
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van deze lessen, kun je uitleggen:
* Waar verwijswoorden naar verwijzen;
* Wat het verschil is tussen een nieuwsbericht en een artikel;
* Wat het verschil is tussen subjectief en objectief;

* Ken je 8 nieuwe woorden van Taalschat;
* Ben je beter in leesvaardigheid.

Slide 3 - Tekstslide

Dat was een pak van mijn hart

Een klein hartje hebben

Dat gaat me aan het hart

Iemand iets op het hart drukken

Met bloedend hart

Slide 4 - Tekstslide

Waar het hart vol van is, loopt de mond van over.

Het hart hoog dragen.

Iemand op het hart trappen.

Het hart op de mond hebben.

Zijn hart ophalen aan iets.

Slide 5 - Tekstslide

RAAAAAAD HET WOORD!

1. fijnmaken - draaien (van een molen) - piekeren - in de war zijn

2. cirkelvormig voorwerp - strijdperk - ring - rondweg


Slide 6 - Tekstslide

3. telefonisch verbinden - het met iets eens zijn- lid worden

4. misdadige aanval - laagje afgezet vuil - ernstige benadeling

5. stevig gemaakt - veel van een bepaalde stof bevattend - vol spierkracht - overdreven - met klinkerverandering

Slide 7 - Tekstslide

1. hypothese = nog te bewijzen stelling
2. unaniem = eenstemmig
3. hiërogliefen = beeldschrifttekens van de oude Egyptenaren
4. expert = deskundige
5. laboratorium = werkplaats om onderzoek te doen
6. drop-outs = uitvallers
7. animo = belangstelling, zin
8. manoeuvreren = sturen

Slide 8 - Tekstslide

1. hypothese 
2. unaniem 
3. hiërogliefen  
4. expert   
5. laboratorium 
6. drop-outs 
7. animo 
8. manoeuvreren 

Slide 9 - Tekstslide

Verwijswoorden
* Naar één woord
* Naar een groepje woorden
* Naar een hele zin

Slide 10 - Tekstslide

Objectief en subjectief
Objectief: onpersoonlijk, zakelijk, feiten, controleerbaar
Subjectief: persoonlijke mening
De deur is geel (objectief).
Geel is een mooie kleur (subjectief).

Slide 11 - Tekstslide

Nieuwsberichten en artikelen

Slide 12 - Tekstslide

Nieuwsbericht:

* Actuele gebeurtenis
* Objectief
* Titel, soms een ondertitel, naam schrijver, eerste alinea met hoofdzaken, middenstuk
* Vaak geen slot
Artikel:

* Geven uitleg en toelichting
* Subjectiever, vaak mening van de journalist
* Vaak langer dan nieuwsberichten
* Eigen mening vormen

Slide 13 - Tekstslide

Nakijken opdracht 15
Alinea 1: 
Dat - Lachen is gezond.
dit - lachen is gezond.
Ze - onderzoekers
hierdoor - (door) het beter werken van je bloedvaten als je lacht.
Ze - Lachebekjes

Slide 14 - Tekstslide

alinea 2:

Die uitspraak - Lachen is ook goed voor de lijn.
het: Lachen is ook goed voor de lijn.
daarmee: (met) een giechelbui.
Dit: een giechelbui (hebben)
hij: je leraar

Slide 15 - Tekstslide

alinea 3
dat - lachen is besmettelijk (net als sommige ziektes)
Hiervan - het besmettelijk zijn van lachen
Ze - televisiemakers
dit - het toevoegen van het geluid van lachende mensen (aan beelden)
dit - achtergrondgelach

Slide 16 - Tekstslide

Nakijken opdracht 16
1. Een nieuwsbericht: er wordt een actuele gebeurtenis beschreven.
2. Ja, want er is een titel, een ondertitel, de schrijversaanduiding, de plaatsnaam, een eerste alinea met de hoofdzaken, een middenstuk verdeeld in alinea's en het slot ontbreekt.
3. De eerste alinea.
4. Ja, want alle belangrijke informatie staat erin.
5. De boot was veel te klein voor zoveel mensen.
6 = A en 7 = C

Slide 17 - Tekstslide

Maken: opdracht 17 en 18 
Welke blz.? > blz. 132, 133 en 134
Hoe? > alleen, voor jezelf
> in stilte
Muziek? > mag met oortjes (geen discord)
Vraag? > steek je hand op.
Klaar? > steek je hand op > Quizlet.


timer
20:00

Slide 18 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van deze lessen, kun je uitleggen:
* Waar verwijswoorden naar verwijzen;
* Wat het verschil is tussen een nieuwsbericht en een artikel;
* Wat het verschil is tussen subjectief en objectief;

* Ken je 8 nieuwe woorden van Taalschat;
* Ben je beter in leesvaardigheid.

Slide 19 - Tekstslide

1. hypothese = nog te bewijzen stelling
2. unaniem = eenstemmig
3. hiërogliefen = beeldschrifttekens van de oude Egyptenaren
4. expert = deskundige
5. laboratorium = werkplaats om onderzoek te doen
6. drop-outs = uitvallers
7. animo = belangstelling, zin
8. manoeuvreren = sturen

Slide 20 - Tekstslide