H3 par 3.3 + 3.4

H3 par 3.3 + 3.4
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4Leerroute 5

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H3 par 3.3 + 3.4

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze les 
1. Vorige les 
2. Paragraaf 3.3 
3. Paragraaf 3.4 
4. Werken in het boek 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.3. Identiteit 
Je persoonlijkheid, gevormd door alle kenmerken en ervaringen die bij jou horen. 

Eén deel is aangeboren,
één deel is aangeleerd. 

Identificatie

Slide 3 - Tekstslide

aangeleerd door socialisatie en ervaringen. 

Identificatie: je herkent bepaalde
kenmerken van jezelf bij de ander
Groepsidentificatie

Slide 4 - Tekstslide

Je voelt je verbonden met een groep mensen omdat je dezelfde kenmerken of gewoonten hebt. 

Bijvoorbeeld: 
- Plaats waar waar je woont of vandaan komt 
- Geloof 
- Belangen of problemen 
- Hobby's of interesses 

Met welke groepen identificeer jij je mee? 
Wat is een voorbeeld van een jongerencultuur
A
Voetbalfans
B
Emo's

Slide 5 - Quizvraag

Jongeren met dezelfde waarden, normen en gewoonten. 
Met welke groepen identificeer jij je?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ongeschreven regels die bij een bepaalde groep horen.
A
Groepsnormen
B
Normen
C
Waarden
D
Groepsdruk

Slide 7 - Quizvraag

Groepsdruk: het gevoel dat je je móét aanpassen aan de gewoonten van de groep. 
Generatieconflict 

Slide 8 - Tekstslide

Een meningsverschil dat veroorzaakt wordt door een verschil in leeftijd. 
Bijvoorbeeld: 
- Uitgaan 
- Kleding 
- Gamen
- Telefoongebruik 
3.4 Cultuur
- Plaatsgebonden 
- Tijdgebonden 
- Groepsgebonden

Slide 9 - Tekstslide

De cultuur waarin je opgroeit. Wat jij normaal vindt, want je hebt dat meegekregen vanuit thuis (sta je niet bij stil). Je leert waarden, normen en gewoonten die anders zijn dan bij anderen. 

Denk aan generaties, innovatie en subculturen binnen de dominante cultuur. 
Gedrag dat we van elkaar in bepaalde situaties verwachten.
A
Rolpatronen
B
Voorbeeldfunctie

Slide 10 - Quizvraag

Gedrag dat we van elkaar in bepaalde situaties verwachten. 

Voorbeelden van rolpatronen: leerling, kind, vriend.

Voordeel: het bied duidelijkheid 
Nadeel: je kan niet altijd doen wat je zelf wil 
(Rolbevestigende)
Gendernormen

Slide 11 - Tekstslide

Normen die horen bij man-zijn of vrouw-zijn.
Bijvoorbeeld auto reclames voor de man en was reclames voor de vrouw. (Let op de markt veranderd). 

Wanneer de man de zorg ingaat en de vrouw automonteur wordt is dit roldoorbrekend gedrag. Het past niet binnen de verwachtingen van iemands rol. 

Normen veranderen:
Genderneutraliteit 
&
Seksueel moraal

Slide 12 - Tekstslide

Denk aan genderneutraal als er geen onderscheid meer is tussen man of vrouw. Dit is sinds deze eeuw. 
Voorbeeld: roze is een meisjeskleur, blauw een jongenskleur. 

Seksueel moraal veranderd ook. De manier waarop over seks gedacht wordt. Nu is er meer vrijheid 
Geen rekening houden met anderen
A
sociaal gedrag
B
asociaal gedrag

Slide 13 - Quizvraag

Mensen kunnen voor kleine dingen aangesproken worden, zoals voordringen in een rij. 
Extremere vormen zijn strafbaar, zoals (openbaar) materiaal slopen.
Werken in het boek 
Par 3.3 + 3.4
Klaar: maar de begrippenlijst van H3

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies