In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Grammatica les 23
πας, ἡδυς, ἑκων/σωφρων
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
ERGON 20
Je gaat nu een aantal opdrachten maken over het onderdeel πας van de grammatica van hoofdstuk 23 van Argo. Wil je meekijken op papier, ga dan naar blz. 106 van je hulpboek. Je kunt natuurlijk ook eerst proberen om de oefeningen uit je hoofd te doen!
Slide 6 - Tekstslide
παντα τον στολον
Wat is de naamval, getal en geslacht?
A
nom/acc mv onz
B
acc ev mnl
C
acc ev vrl
D
nom/acc ev onz
Slide 7 - Quizvraag
παντα τον στολον
Wat is de vertaling?
A
elke reis
B
de hele reis
C
alle reizen
Slide 8 - Quizvraag
παντι δουλῳ
Wat is de naamval, getal en geslacht?
A
gen ev mnl
B
dat ev mnl
C
gen ev onz
D
dat ev onz
Slide 9 - Quizvraag
παντι δουλῳ
Wat is de vertaling?
A
elke slaaf
B
de hele slaaf
C
alle slaven
Slide 10 - Quizvraag
πασας τεχνας
Wat is de naamval, getal en geslacht?
A
gen ev vrl
B
acc mv vrl
C
acc mv mnl
D
acc ev vrl
Slide 11 - Quizvraag
πασας τεχνας
Wat is de vertaling?
A
elke kunst
B
de hele kunst
C
alle kunsten
Slide 12 - Quizvraag
παν το ὀνομα
Wat is de naamval, getal en geslacht?
A
nom ev mnl
B
nom ev onz
C
nom mv onz
D
acc ev onz
Slide 13 - Quizvraag
παν το ὀνομα
Wat is de vertaling?
A
elke naam
B
de hele naam
C
alle namen
Slide 14 - Quizvraag
παντα δωρα
Wat is de naamval, getal en geslacht?
A
acc ev mnl
B
nom ev vrl
C
nom mv onz
D
acc mv onz
Slide 15 - Quizvraag
παντα δωρα
Wat is de vertaling?
A
elk geschenk
B
het hele geschenk
C
alle geschenken
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
ERGON 22
Je gaat nu een aantal opdrachten maken over het onderdeel πας van de grammatica van hoofdstuk 23 van Argo. Wil je meekijken op papier, ga dan naar blz. 106 van je hulpboek. Je kunt natuurlijk ook eerst proberen om de oefeningen uit je hoofd te doen!
Slide 19 - Tekstslide
Kies de juiste vorm voor op de stippellijn.
... ὁ δουλος τοις παισι βοηθει.
A
ἑκων
B
ἑκοντες
Slide 20 - Quizvraag
Vertaal de zin:
ἑκων ὁ δουλος τοις παισι βοηθει.
Slide 21 - Open vraag
Kies de juiste vorm voor op de stippellijn.
Ὁ ἡγεμων τους ἀνδρας ... εἰς την μαχην ἠγαγεν.
A
ἑκοντας
B
ἑκουσας
Slide 22 - Quizvraag
Vertaal de zin:
Ὁ ἡγεμων τους ἀνδρας ἑκοντας εἰς την μαχην ἠγαγεν.
Slide 23 - Open vraag
Kies de juiste vorm voor op de stippellijn.
... ἡ κορη οὐποτε στολον μακρον ποιεῖ.
A
ἐκων
B
ἑκουσα
Slide 24 - Quizvraag
Vertaal de zin:
Ἑκουσα ἡ κορη οὐποτε στολον μακρον ποιεῖ.
Slide 25 - Open vraag
Kies de juiste vorm voor op de stippellijn.
... γυνη οὐδεν συμβουλευει, εἰ τα πραγματα ἀγνοει.
A
σωφρων
B
σωφρονα
Slide 26 - Quizvraag
Vertaal de zin:
Σωφρων γυνη οὐδεν συμβουλευει, εἰ τα πραγματα ἀγνοει.
Slide 27 - Open vraag
Kies de juiste vorm voor op de stippellijn.
... λογοις οἱ γεροντες ταχα τον δημον ἐπεισαν.
A
σωφρονι
B
σωφροσι
Slide 28 - Quizvraag
Vertaal de zin:
Σωφροσι λογοις οἱ γεροντες ταχα τον δημον ἐπεισαν.
Slide 29 - Open vraag
Slide 30 - Tekstslide
ERGON 24
Je gaat nu een aantal opdrachten maken over het onderdeel πας van de grammatica van hoofdstuk 23 van Argo. Wil je meekijken op papier, ga dan naar blz. 108 van je hulpboek. Je kunt natuurlijk ook eerst proberen om de oefeningen uit je hoofd te doen!
Slide 31 - Tekstslide
Kies de congruerende vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
οἰνον (zoete wijn)
A
γλυκειαν
B
γλυκυ
C
γλυκυν
Slide 32 - Quizvraag
Kies de congruerende vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
ὁπλα (zware wapens)
A
βαρεα
B
βαρεια
C
βαρυ
Slide 33 - Quizvraag
Kies de congruerende vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
θαλαττης (diepe zee)
A
βαθεις
B
βαθειας
C
βαθυς
Slide 34 - Quizvraag
Kies de congruerende vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
ποδα (korte poot)
A
βραχεις
B
βραχυν
C
βραχεα
Slide 35 - Quizvraag
Kies de congruerende vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
δορατων (scherpe lansen)
A
ὀξεων
B
ὀξειων
C
ὀξεος
Slide 36 - Quizvraag
Kies de congruerende vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
ἀσπιδα (breed schild)
A
εὐρεα
B
εὐρεια
C
εὐρειαν
Slide 37 - Quizvraag
Slide 38 - Tekstslide
Laatste oefening
Deze opdracht gaat over alle bijvoeglijke naamwoorden die je hebt geleerd. Kies steeds het bijvoeglijk naamwoord dat congrueert met het zelfstandig naamwoord. Zoek eventueel het geslacht van het zelfstandig naamwoord op in de alfabetische lijst achterin je hulpboek!
Let op! Er zijn meerdere mogelijkheden.
Slide 39 - Tekstslide
Kies de congruerende vormen van het bijvoeglijk naamwoord:
ποδες
A
καθαροι
B
σους
C
εὐρεις
D
ταχει
Slide 40 - Quizvraag
Kies de congruerende vormen van het bijvoeglijk naamwoord:
εἰκονα
A
μεγαν
B
ἀθλιαν
C
σοφα
D
πασαν
Slide 41 - Quizvraag
Kies de congruerende vormen van het bijvoeglijk naamwoord:
ὀνομασι
A
βραχεσιν
B
ἡμετερῳ
C
καλαις
D
φιλοις
Slide 42 - Quizvraag
Kies de congruerende vormen van het bijvoeglijk naamwoord:
νομου
A
ἀγαθου
B
σωφρονος
C
ἡδει
D
ἰσχυρος
Slide 43 - Quizvraag
Kies de congruerende vormen van het bijvoeglijk naamwoord:
τυχη
A
κακη
B
θαυμαστα
C
αἰσχρα
D
ἑκαστη
Slide 44 - Quizvraag
Kies de congruerende vormen van het bijvoeglijk naamwoord: