Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
aiToolsTab
Beta
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Zelfstandig oefenen
Examen Nederlands schrijven
1 / 33
volgende
Slide 1:
Tekstslide
In deze les zitten
33 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
1 video
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Examen Nederlands schrijven
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Actief schrijven
Onderwerp -> persoonsvorm
Passief:
Ik
heb
een appel
gegeten
.
Actief:
Ik
eet
een appel.
Passief:
De
luie
bakker
heeft
weinig brood
gebakken
.
Actief:
De
luie
bakker
bakt
weinig brood.
Slide 8 - Tekstslide
Werkwoordspelling
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Het kampvuur ... (branden)
nog zachtjes.
A
branden
B
brandt
C
brant
D
brand
Slide 13 - Quizvraag
Waarom ... (vinden) je het moeilijk?
A
vint
B
vind
C
vindt
D
vinden
Slide 14 - Quizvraag
Jay ... (rijden) met zijn auto naar het zijn werk.
A
rijden
B
rijd
C
reed
D
rijdt
Slide 15 - Quizvraag
Leg mij nog één keer uit
wat je .... (bedoelen)
A
bedoeldt
B
bedoelt
C
bedoeld
D
bedoelen
Slide 16 - Quizvraag
Hier ...... (gebeuren) nooit iets.
A
gebeuren
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurd
Slide 17 - Quizvraag
De trainers ..... (bepalen) of je
reservespeler bent.
A
bepaalt
B
bepaald
C
bepalen
D
bepaaldt
Slide 18 - Quizvraag
Voegwoorden
Slide 19 - Tekstslide
VOEGWOORDEN
voegwoorden
verbinden
woorden
,
woordgroepen
en
zinnen
met elkaar
Slide 20 - Tekstslide
De verbanden
1 opsomming 6 oorzaak, gevolg
2 voorbeeld 7 tijd
3 doel - middel 8 voorwaarde
4 tegenstelling 9 samenvatting, conclusie
5 reden, gevolg, verklaring
Slide 21 - Tekstslide
1. voegwoorden van opsomming
Geven aan in welke volgorde iets plaatsvindt
'Hij gaat eerst met de kinderen naar de speeltuin,
verder
gaat hij nog een ijsje met ze eten'.
Voegwoorden zijn:
1e, ten tweede, en, verder, ook, tevens, eerst, laatste
Slide 22 - Tekstslide
2. Voegwoorden van voorbeeld
Geven voorbeelden aan
'Mijn vader is goed in hockey,
zo
maakt hij veel doelpunten'.
Voegwoorden zijn:
bijvoorbeeld, o.a., dat is te zien aan, te
merken bij, neem nou, stel je voor, zo
Slide 23 - Tekstslide
3. voegwoorden van doel - middel
Geven aan door welk middel een doel gehaald gaat worden
'
Door middel van
een goede opleiding, hoopt zij later een goede baan te krijgen'.
Voegwoorden zijn:
met behulp van, daarmee, met, door middel
van, waarmee
Slide 24 - Tekstslide
4. voegwoorden van tegenstelling
Geven een tegenstelling tussen zinnen aan
'Piet wilde niet naar het feest,
maar
Henk wel.'
Voegwoorden zijn:
maar, echter, toch, daar staat tegenover
Slide 25 - Tekstslide
5. voegwoorden van reden, gevolg, verklaring
Geeft een reden waarom iets gebeurt.
'Ik ben op Black Friday naar de stad gegaan,
waardoor
ik nu ziek ben.'
Voegwoorden zijn: daardoor, doordat, zodat, waardoor, door, zodoende
Slide 26 - Tekstslide
6. voegwoorden oorzaak - gevolg
Geeft de oorzaak aan en het gevolg van iets.
' Ik ben te laat op tennistraining,
want
ik heb me verslapen.'
Voegwoorden zijn: omdat, want, daarom
Slide 27 - Tekstslide
7. voegwoorden van tijd
Geven aan wanneer dingen zich afspelen
'Hij brengt de kinderen naar sport
voordat
hij naar zijn werk gaat'.
Voegwoorden zijn:
nadat, voordat, zolang, terwijl en totdat
Slide 28 - Tekstslide
8. voegwoorden van voorwaarde
Geeft een voorwaarde van de eerste zin voor de tweede zin.
'Hij gaat naar de kroeg,
tenzij
hij zich verslaapt.'
Voegwoorden zijn:
mits, tenzij, wanneer, als, indien, opdat
Slide 29 - Tekstslide
9. voegwoorden van samenvatting, conclusie
Geeft een conclusie, samenvatting van het voorafgaande.
'Iedereen heeft genoten,
dus
het was een goed feest.'
Voegwoorden zijn:
kortom, samenvattend, dus
Slide 30 - Tekstslide
Structuur in de redering
De lezer kan jouw gedachtegang volgen;
je voorkomt loze kreten (waardoor je een nietszeggende tekst produceert).
Slide 31 - Tekstslide
Hoe?
uitspraak/stelling/standpunt
argument/reden
voorbeeld/uitleg
conclusie/
samenvatting
Slide 32 - Tekstslide
Hoe
Gebruik signaalwoorden om de delen van de redenering aan elkaar te plakken.
Slide 33 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Les 4: Oefening betoog/artikel
August 2023
- Les met
16 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1-4
Les 4: Zinsontleding
September 2024
- Les met
38 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1-4
20211209 VEZO320AH niveau 3 leerjaar 2 4 en 5v5 Stijl – voegwoorden en voorzetsels
December 2021
- Les met
42 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Voegwoorden
May 2023
- Les met
46 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
20221207 VEZO320AH niveau 3 leerjaar 2 voegwoorden
December 2022
- Les met
33 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
les A
December 2022
- Les met
40 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Signaalwoorden
April 2025
- Les met
13 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo, havo, vwo
Leerjaar 1-4
Voegwoorden / voorzetsels
July 2023
- Les met
47 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1