Spelling en Taalverzorging

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Oefenen werkwoordspelling
  1. Amin weet nog niet wanneer hij zijn opleiding … (afronden).


  2. … (aanvaarden) je het bod van Rex op je iPhone?


  3. Je … (branden) je vingers nog als je niet beter oppast.


  4. Het … (landen) vliegtuig werd onmiddellijk … (omsingelen).




Slide 2 - Tekstslide

Oefenen werkwoordspelling
  1. Amin weet nog niet wanneer hij zijn opleiding afrondt.


  2.  Aanvaard je het bod van Rex op je iPhone?


  3. Je brandt je vingers nog als je niet beter oppast.


  4. Het gelande vliegtuig werd onmiddellijk omsingeld.




Slide 3 - Tekstslide

Oefenen werkwoordspelling
  1. Opa en oma ... (verpotten) de planten, toen de potten te klein bleken.

  2. Tom vroeg: '... (worden) je ook gek van het slechte weer?'

  3. De spits nam de penalty, maar de bal ... (stuiten) tegen de lat.




Slide 4 - Tekstslide

Oefenen werkwoordspelling
  1. Opa en oma ... (verpotten) de planten, toen de potten te klein bleken.

  2. Tom vroeg: '... (word) je ook gek van het slechte weer?'

  3. De spits nam de penalty, maar de bal ... (stuitte) tegen de lat.




Slide 5 - Tekstslide

Oefenen werkwoordspelling
  1. Die jongen ... (misleiden) zelfs zijn vrienden!

  2. Hij ... (beleggen) zijn geld vorig jaar in Bitcoins.

  3. Mijn oma heeft een ... (vergroten) foto van mij op de piano staan.




Slide 6 - Tekstslide

Oefenen werkwoordspelling
  1. Die jongen misleidt zelfs zijn vrienden!

  2. Hij belegde zijn geld vorig jaar in Bitcoins.

  3. Mijn oma heeft een vergrote foto van mij op de piano staan.




Slide 7 - Tekstslide

Spelling en Interpunctie 1
- aaneenschrijven
- samenstellingen

Slide 8 - Tekstslide

Aaneenschrijven
Samengestelde zelfstandige naamwoorden schrijf je zoveel mogelijk aaneen, omdat ze een betekeniseenheid vormen.
 operatie + assistent = operatieassistent

Dit geldt ook voor drieledige samenstellingen.
hogesnelheidstrien, derdewereldland

Slide 9 - Tekstslide

Aaneenschrijven
Veel samengestelde bijvoeglijke naamwoorden schrijf je aaneen. 
- alcoholvrij
- energiezuinig
- veelbesproken

Slide 10 - Tekstslide

Aaneenschrijven
Veel samengestelde werkwoorden schrijf je aaneen.
- gebruikmaken
- koffiezetten
- polsstokhoogspringen

Slide 11 - Tekstslide

Aaneenschrijven
Voornamelijke bijwoorden (woorden met er, daar, hier en waar) schrijf je aaneen.
- erin
- daarvoor
- waartegenover

Slide 12 - Tekstslide

Aaneenschrijven
Getallen tot duizend (in letters) schrijf je aaneen. Na het woord duizend volgt een spatie. De woorden miljoen, miljard enz. schrijf je los.
- tweeëntwintig
- zesduizend
- vierhonderzeventien
- drie miljoen

Slide 13 - Tekstslide

Aaneenschrijven
Let op:
Je hebt er tenslotte (uiteindelijk) een hoop moeite voor moeten doen.

Ten slotte (aan het eind) volgt een samenvatting.

Slide 14 - Tekstslide

Samenstellingen
Wanneer je van twee of meer woorden een nieuw woord maakt, spreek je van een samenstelling.
woord en boek = woordenboek
woordenboek en verkoper = woordenboekverkoper enz.
Basisregel:
Schrijf samenstellingen zoveel mogelijk aan elkaar. 
Alleen als de samenstelling moeilijk te lezen is, zet je een streepje. 
video-installatie

Slide 15 - Tekstslide

Samenstellingen met een tussen-n
Schrijf -en wanneer het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat een meervoud op -en heeft.
- pannenkoek, eendenei, krantenlezer.


Slide 16 - Tekstslide

Samenstellingen zonder een tussen-n
Het eerste deel van de samenstelling heeft geen meervoud -> tarwebrood.
Het eerste deel van de samenstelling heeft alleen een meervoud op -s --> aspergeteler, scorekaart.
Het eerste deel van de samenstelling heeft een meervoud op -s en op -n -> groentesoep, keuzemogelijkheid.
Het eerste deel van de samenstelling is geen zn maar een werkwoordsvorm of een versterkend woord -> beresterk, huilebalk.
Het woord is niet meer goed herkenbaar als samenstelling -> ruggespraak.
Er is er maar één van -> zonnebril, maneschijn.


Slide 17 - Tekstslide

Samenstellingen met een tussen -s
Je schrijf een -s wanneer je hem hoort.
- personeelschef
- stationsstraat (stationsweg)

Slide 18 - Tekstslide

meervoud van zelfstandige naamwoorden
In de meeste gevallen -en, in veel andere gevallen een -s of -'s.
Uitspraak: collega - collega's
Soms een trema voor de leesbaarheid: lelie - leliën
Soms -s of -n (kiezen): gedachtes/gedachten
Latijnse woorden hebben soms nog de latijnse meervoudsvorm: historici, musea
Let op onbeklemtoonde uitgang: monniken, gemeneriken

Slide 19 - Tekstslide

verkleinwoorden
Meestal -je, -tje, -etje of -pje.
Let op, je verdubbelt:
-a, é, -o, -u en -i wordt -ie
dramaatje
coupeetje (streepje verdwijnt!)
autootje
menuutje
taxietje

Slide 20 - Tekstslide

verkleinwoorden
-y (met een medeklinker ervoor) en afkortingen en letters schrijf je een apostrof
--> baby'tje, A4'tje

- sommige verkleinwoorden hebben een lastige spelling 
--> karbonaadje, jongetje, koninkje

Slide 21 - Tekstslide

bijvoeglijke naamwoorden
* het geslachte schaap, de aangebrande aardappels
* de geknotte wilg (medeklinker verdubbelen!)
* gezouteN vis, gebakkeN ei (vd eindigt op -en --> bn op -en)
* kartonnen verpakking, zijden das (stoffelijk bn)
* na 'te' - de te verloten prijzen, te verwachten drukte
* achtervoegsel loos zonder tussen -n --> belangeloos, gedachteloos, hopeloos

Slide 22 - Tekstslide

Hoofdletters en kleine letters
Zie theorie nummer 95 en 96 voor alle afspraken over hoofdletters en kleine letters!

Slide 23 - Tekstslide

apostrof, trema, liggend streepje en weglatingsstreepje
reünie, egoïsme, beëindigen (uitspraak)
fantasieën, zeeën  MAAR bacteriën, oliën 

financieel, dieet, gekopieerd (trema is overbodig voor uitspraak)

Slide 24 - Tekstslide

apostrof, trema, liggend streepje en weglatingsstreepje
massa-artikel, milieu-uitgave (twee gelijke klinkers)
reclame-industrie, video-installatie (uitspraak)
geen uitspraak probleem bij: massaontslag, milieuonvriendelijk
gelijkwaardige delen: minister-president, café-restaurant
mevrouw H. Doorn - de Vries

en nog een rijtje --> zie theorie 99

Slide 25 - Tekstslide

apostrof, trema, liggend streepje en weglatingsstreepje
oprit en afrit --> op- en afrit
zomerseizoen en winterseizoen --> zomer- en winterseizoen

maar 
rode rozen en witte rozen --> rode en witte rozen (losse woorden en geen samenstellingen)

Slide 26 - Tekstslide

Zelfstandig gebruik van woorden als alle(n), beide(n) etc.
De regel is: zelfstandig gebruikte woorden krijgen -n als ze op mensen slaan die niet in de dezelfde zin genoemd worden.
1. Betrekking hebben op personen. 2. Zelfstandig gebruikt.
Ik heb de tweelingbroers in één klas en beide heb ik een goede beoordeling gegeven.
Ik heb broer en zus in één klas en beiden heb ik een goede beoordeling gegeven.
Sommige bleven de hele nacht blaffen.

Slide 27 - Tekstslide

Oefen nog een keertje met een opdracht  - zie leerstofoverzicht in de studiewijzer op som.

Slide 28 - Tekstslide