grammatica

Nederlands 31 oktober M1
-10 minuten stillezen
-huiswerk bespreken
-uitleg grammatica
-huiswerk 2.2 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands 31 oktober M1
-10 minuten stillezen
-huiswerk bespreken
-uitleg grammatica
-huiswerk 2.2 

Slide 1 - Tekstslide

grammatica

  • wat moet je kunnen na  deze les :
  • het bouwplan van een zin vaststellen.
  • bij gegeven werkwoorden een bouwplan voor een zin maken.
  • zinnen in zinsdelen verdelen.
  •  herkennen of een zin grammaticaal correct is. 

Slide 2 - Tekstslide

Het bouwplan van een zin.
Een zin bestaat uit een verzameling woorden. Samen hebben zij betekenis.
Een zin bestaat uit twee basisdelen:
  • een deel dat zegt wat de handeling is (PV)
  • een deel dat zegt wie of wat de handeling uitvoert (OND)

bijv: Isa en Tom praten.
Isa en Tom (=wie voeren de handeling uit) praten (= de handeling)

Slide 3 - Tekstslide

Wat kun je al?
  • Je kunt al de PV, het WWG en het OND vinden in een zin.



Schrijf eens een zin op het bord.

Slide 4 - Tekstslide

meer zinsdelen...
De zin: Isa en Tom praten, is erg kort. Je kunt er meer bouwstenen aan toevoegen. Die bouwstenen of zinsdelen geven dan meer informatie:
  • met wie   -    wat
  • waar   -   waarmee
  • wanneer   -    waardoor

Slide 5 - Tekstslide

bijvoorbeeld:
Isa en Tom praten (met wie) - (waar)  -  (wanneer).

Als je tussen de haakjes zelf iets invult krijg je al veel meer zinsdelen in je zin.

Slide 6 - Tekstslide

Het bouwplan van een zin.
Het werkwoord (PV) bepaalt hoeveel zinsdelen er in je basisplan van een zin moeten zitten. Dat heeft te maken met de betekenis van het werkwoord.

  • bijvoorbeeld:  praten
de enige vraag die er écht nodig is: WIE praten?
De basiszin heeft 2 zinsdelen nodig
  • Maar bijvoorbeeld: omhakken
Hier zijn twéé vragen nodig: WIE hakt om / WAT hakt die persoon om
De basiszin heeft 3 zinsdelen nodig

Slide 7 - Tekstslide

Het bouwplan van een zin.
Extra zinsdelen mogen natuurlijk toegevoegd worden, MAAR die zijn voor de basiszin niet noodzakelijk!
  • bijvoorbeeld:  praten
Jan praat (basiszin) met de juffrouw over zijn slecht cijfer voor biologie. (extra zinsdelen)
  •  bijvoorbeeld: omhakken
Peter hakt de boom om  (basiszin) die in de voortuin van zijn buurvrouw staat. (extra zinsdelen)

Slide 8 - Tekstslide

Zinsdelen vinden
  • Je vindt de zinsdelen van een zin door eerst de PV te zoeken.
  • Alle stukjes van de zin die je voor de PV kunt zetten zijn een apart zinsdeel

LET OP, de zin mag niet van betekenis veranderen als jij de stukjes uit elkaar haalt.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Hoeveel zinsdelen hebben de volgende zinnen?


  • Frank en zijn vriend gaan samen naar een voetbalwedstrijd in Duitsland.

  • Anneke brengt haar kinderen iedere week naar Mariëlle in Gorinchem.

Slide 11 - Tekstslide

Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
Deze klas M1 van csg Liudger maakt elke les heel serieus huiswerk.
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 12 - Quizvraag

Hoeveel zinsdelen?
Twee keer per week gaat mijn broer naar de kantine van de voetbalclub
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 13 - Quizvraag

Bij welk werkwoord moet je nog twee vragen stellen?
A
miauwen
B
branden
C
huilen
D
wassen

Slide 14 - Quizvraag

Huiswerk voor a.s maandag

Maken de opdrachten van 2.2 A en B

Slide 15 - Tekstslide