Verhaalanalyse introductie

Verhaalanalyse havo 4
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Verhaalanalyse havo 4

Slide 1 - Tekstslide

Waarom is lezen belangrijk?

Slide 2 - Open vraag

'Goed kunnen lezen is van belang voor het functioneren in onze samenleving. Maar lezen doet zoveel meer. Lezen stelt je in staat kennis en inzichten op te doen over het verleden, over gebeurtenissen in landen ver weg, en over mensen met een andere achtergrond. Door te lezen leer je je inleven in anderen; je krijgt empathie en je traint jezelf in denken en reflecteren. Lezen is dan ook uiterst belangrijk voor de ontwikkeling en ontplooiing van jongeren en voor hun persoonlijke groei.'

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we komende weken doen?
• Je leert wat onder literatuur wordt verstaan.
• Je leert het verschil kennen tussen fictie en non-fictie.
• Je leert de literaire begrippen uit de verhaalanalyse: tijd, personages, perspectief, ruimte, motieven en thema.
• Je maakt kennis met verschillende soorten korte verhalen.
• Je leert de begrippen toe te passen op literaire korte verhalen.
• Je leert de begrippen toe te passen op boeken.
• Je leert dat de literaire begrippen een functie en een effect hebben op de beleving van het verhaal.
• Wij hopen dat jij je voorkeur voor verschillende soorten boeken en verhalen kunt omschrijven.
• Wij hopen dat je (meer) plezier gaat krijgen in lezen, omdat je woorden krijgt om je ervaring te beschrijven.

zie pagina 4  in reader.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe gaan we dat doen?


-Iedere les lezen we een kort verhaal en behandelen dan één van de literaire begrippen.
-Het huiswerk is het maken van de opdrachten bij het verhaal.
-Jullie houden in je groepje een presentatie over een kort verhaal waarin je alle geleerde begrippen betrekt. 

Slide 5 - Tekstslide

Lezen
A
Minder dan 30 minuten per dag
B
Meer dan 30 minuten per dag
C
Ik lees alleen voor school als het moet.
D
Ik lees niet

Slide 6 - Quizvraag

Verhaalanalyse

Slide 7 - Woordweb

Literaire begrippen
Voor het analyseren van romans, novelles en verhalen is het noodzakelijk dat je de belangrijkste literaire begrippen kent.

We behandelen hier: personages, tijd, ruimte, perspectief en verteller en motieven en thema.
Dat je leert te vertellen waarom je iets van een boek vindt, dat verder gaat dan: 'leuk of niet leuk. 'Er gebeurt te weinig.'

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

personages

Slide 10 - Woordweb

Round character/ flat character
Round Character:
Ingewikkeld karakter.
Maakt een ontwikkeling door
Je komt veel van de persoon te weten.
Flat Character
geen ontwikkeling
typetje

Slide 11 - Tekstslide

Perspectief / vertelwijze
ik-verteller:
Het verhaal wordt in de ik-vorm verteld door één van de personages in het verhaal.
Personale verteller:
Het verhaal wordt in de hij/zij- vorm verteld door één van de personages.
Alwetende verteller:
Vertelinstantie die boven het verhaal staat en in alle personages kan kruipen en ook in verleden en toekomst kan kijken.
Meervoudig perspectief:
Het verhaal wordt afwisselend door verschillende verhaalfiguren verteld; dit kan zowel in de ik-vorm als personaal zijn.
Bekijk ook het volgende filmpje:

https://youtu.be/4nPEbFeijko 

Zie blz. 15 in je reader

Slide 12 - Tekstslide

Heb jij een favoriet personage?
Uit welk boek?
Waarom?

Slide 13 - Open vraag

Personage-opdracht:
 Jij bent een schrijver en gaat een verhaal schrijven.
Bedenk je hoofdpersonage:
– een uiterlijk
– een positie in de wereld
– een karakter
– een humeur


Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld van een moeder 
– uiterlijk: 46 jaar, volslank, verzorgd, lang zwart steil haar, groene ogen
– positie in de wereld: huisarts, ze heeft twee zussen, vrijwilliger bij de voedselbank
– karakter: energiek en positief, kan slecht tegen haar verlies, voorkeur voor nette kleren
– humeur: Blij als het goed gaat met Floris, maakt zich zorgen om Floris als hij te laat thuiskomt. Altijd een beetje gestrest. 
Hoe leren we haar kennen?  Direct of indirect?

Slide 15 - Tekstslide

perspectief

Slide 16 - Woordweb

opdracht
Vanuit welk perspectief ga je jouw personages neerzetten?

Slide 17 - Tekstslide

perspectief
ik-verteller:
Het verhaal wordt in de ik-vorm verteld door één van de personages in het verhaal.
Personale verteller:
Het verhaal wordt in de hij/zij- vorm verteld door één van de personages.
Alwetende verteller:
Vertelinstantie die boven het verhaal staat en in alle personages kan kruipen en ook in verleden en toekomst kan kijken.
Meervoudig perspectief:
Het verhaal wordt afwisselend door verschillende verhaalfiguren verteld; dit kan zowel in de ik-vorm als personaal zijn.
Bekijk ook het volgende filmpje:    https://youtu.be/4nPEbFeijko

Slide 18 - Tekstslide

Wat was jouw perspectief?
Ik? Hij/zij? Alwetend?

Slide 19 - Open vraag

vervolgopdracht perspectief
Beschrijf nu jouw personage vanuit de andere twee perspectieven.

Slide 20 - Tekstslide

Lezen Iemand anders
Opdracht bij Iemand anders
1. Neem het verhaal voor je. Begin nog niet met lezen!
2. Zet een dikke streep onderaan de volgende pagina:
‘Iemand anders’ onderaan pagina 22
3.Lees het verhaal tot aan de streep die je hebt gezet en niet verder!
4. Hoe zou jij het verhaal laten aflopen? Schrijf jouw verhaaleinde. Gebruik ten minste 150 woorden.
5. Lees het échte einde van het verhaal.
6. Leg uit wat de verschillen zijn.
7. Welk effect heeft het échte einde op jou als lezer? Leg uit waarom (je denkt dat) de schrijver dit einde gekozen heeft.

Slide 21 - Tekstslide

Lezen Huilbaby
Lees het verhaal en maak de opdrachten op blz. 60.

Slide 22 - Tekstslide

Ik kan de begrippen personages en perspectief op verhalen toepassen
JA
Nee

Slide 23 - Poll

Slide 24 - Tekstslide