Fictie: deel 1 theorie

Fictie
- Je kunt personages beschrijven
- Je kunt het begin en het eind van een verhaal karakteriseren
- Je kunt het tijdsverloop van een verhaal karakteriseren
- Je kunt verschillende perspectieven in een verhaal herkennen
- Je kunt een verhaal beoordelen met argumenten
- Je kunt een oordeel over een verhaal schrijven



1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Fictie
- Je kunt personages beschrijven
- Je kunt het begin en het eind van een verhaal karakteriseren
- Je kunt het tijdsverloop van een verhaal karakteriseren
- Je kunt verschillende perspectieven in een verhaal herkennen
- Je kunt een verhaal beoordelen met argumenten
- Je kunt een oordeel over een verhaal schrijven



Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Personages

Slide 3 - Tekstslide

Personages
In een verhaal vind je hoofdpersonen en bijpersonen. Van een hoofdpersoon lees je meestal hun gedachten en gevoelens. Hoofdpersonen hebben meer karaktereigenschappen waardoor ze niet telkens op dezelfde manier reageren. Vaak veranderen ze door gebeurtenissen: ze maken een karakterontwikkeling door. 
Round characters
Hoofdpersonen hebben daardoor vaak een round character. Je weet veel van de hoofdpersoon: werk, beroep, relaties etc. 
Flat characters
Bijpersonen hebben vaak een flat character. Je leert ze nooit helemaal kennen, hooguit een paar karaktereigenschappen. Ze veranderen niet van character en reageren vaak voorspelbaar. 
Helpers
Personages die helpen om een probleem op te lossen, horen vaak bij de hoofdpersoon.

Slide 4 - Tekstslide

Round character
Ludo is een van de hoofdpersonen in GTST. Hij veranderd vaak van karakter, we weten veel over hem (karakter, relatie, kinderen).
Helper
Aysen helpt Ludo om het probleem op te lossen. 
Flat character
Van de bijpersoon weten we niet veel. De bijpersoon kan uit het verhaal verdwijnen. 

Slide 5 - Sleepvraag

Slide 6 - Video

Begin van een verhaal

Slide 7 - Tekstslide

1. Ab ovo
Ab-ovo (betekent letterlijk; uit het ei).
Het boek begint met de eerste gebeurtenis.
Verhaal wordt in chronologische volgorde verteld.

Slide 8 - Tekstslide

2. In medias res-begin
Het boek begint met een spannende gebeurtenis en pas later lees je wat er aan die gebeurtenis vooraf is gegaan, de voorgeschiedenis. 

Slide 9 - Tekstslide

3. post rem-begin
Hier begint het boek bijna aan het eind. Wat er daarvoor gebeurd is, wordt in de rest van het boek verteld. Als een verhaal op deze mnaier gebeurd, is de vertelling niet-chronologisch. 

Slide 10 - Tekstslide

Gesloten einde
Het verhaalprobleem is aan het einde van het verhaal opgelost.

Slide 11 - Tekstslide

Open einde
Bij een open einde laat de schrijver een aantal zaken onopgelost. Als lezer moet je zelf invullen hoe het verhaal verder zal gaan en wat er met de verhaalpersonen gaat gebeuren. 

Slide 12 - Tekstslide

Cliffhanger
In een serie of film wordt een open einde vaak ook een cliffhanger genoemd.  

Kijk naar het volgende filmpje

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Perspectieven

Slide 15 - Tekstslide

Psychisch perspectief
Als een verhaal wordt verteld door de hoofdpersoon heet dit standpunt van vertellen het psychisch perspectief, ook wel de ik-verteller genoemd.

In het volgende filmpje: 
'Dagboek van Anne Frank': ik-verteller (psychisch perspectief). Anne Frank vertelt over haar ervaringen in het Achterhuis. 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Meervoudig perspectief.
Soms heeft een verhaal eenmeervoudig perspectief. Je leest het verhaal (of ziet een film) door de ogen van meerdere personages. Dit wordt ook wel de personale verteller genoemd.
In het volgende filmpje: 'Dagboek van Anne Frank'
Het verhaal wordt verteld vanuit meerdere personages. 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Tijdsperspectief
Het verhaal kan met de gebeurtenissen mee worden verteld; het kan ook achteraf worden verteld. Als een verhaal achteraf wordt verteld, kent de verteller de afloop al en kan hij dus vooruitlopen op de gebeurtenissen.
Dit wordt ook een al-wetende verteller genoemd.

Slide 20 - Tekstslide

Alwetende verteller
In het volgende fragment uit de film
'De 110-jarige man die uit het raam klom en verdween'
komt een alwetende verteller voor. De 'voice-over' vertelt tijdens het verhaal wat er gebeurd is. 

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Argumenten
realistische argumenten: de werkelijkheid in het boek/film lijkt je helemaal (niet) echt of vind je (niet) origineel bedacht.
emotieve argumenten: het boek/film grijpt je (niet) aan, je leeft (niet) erg mee met de personages.
morele argumenten: je bent het helemaal (niet) eens met de normen en waarden uit het boek/film. 

Slide 23 - Tekstslide

Ga naar deel 2 van deze fictieopdracht.

Opdrachten over de film 'Vals'.

Slide 24 - Tekstslide