MAW V4 - De persoonlijkheidsmythe

De persoonlijkheidsmythe
Turn & talk: geloof jij dat mensen kunnen veranderen?
Geloof jij dat mensen kunnen veranderen?
timer
1:00
1 / 196
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 196 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 26 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

De persoonlijkheidsmythe
Turn & talk: geloof jij dat mensen kunnen veranderen?
Geloof jij dat mensen kunnen veranderen?
timer
1:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geloof jij dat mensen kunnen veranderen?
A
Ja
B
Nee

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen kernconcept 1: identiteit


  • Je kan het verschil tussen de statische en de dynamische kijk op identiteit uitleggen
  • Je kan verbanden (spanningen, overeenkomsten, etc.) tussen iemands persoonlijke, sociale en collectieve identiteit beschrijven

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Statische kijk op identiteit    

  • Iedereen bezit een persoonlijkheid ('ware aard') die stabiel blijft van geboorte tot dood
  • Je identiteit is een statische eigenschap die grotendeels biologisch en erfelijk bepaald is (nature
Dynamische kijk op identiteit

  • Iedereen creëert een verhaal over wie hij/zij is; we hebben multiple identities die we vormen in interactie met onze omgeving 
  • Je identiteit is een dynamisch proces grotendeels bepaald door opvoeding en omgeving (nurture)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het probleem met persoonlijkheidstesten volgens de dynamische kijk op identiteit? Leg uit.
timer
1:00

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Vanuit welke visie op identiteit denkt deze onderzoeker?
A
Dynamisch
B
Statisch

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

KERNCONCEPT 1: identiteit
=  het beeld dat iemand van zichzelf heeft, dat hij uitdraagt en anderen voorhoudt en dat hij als kenmerkend en blijvend beschouwt voor zijn eigen persoon (= persoonlijke identiteit) en dat is afgeleid van zijn perceptie over groep(en) waar hij wel of juist niet deel van uitmaakt (= sociale identiteit) 

Externe collectieve identiteit: wat door de samenleving ten aanzien van een
bepaalde groep als kenmerkend en blijvend wordt beschouwd (stereotypen)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alone time - JJ Levine
Turn & talk: wat wordt als kenmerkend gezien voor de groepen 'man' en 'vrouw'?
timer
0:30

Slide 11 - Tekstslide

Alone Time is a series of brightly coloured photographs of couples sharing intimate interactions of domestic life; however, each “couple” proves to be a single model, appearing as both the male and female character in the same frame. By demonstrating an individual body’s capacity to engagingly and believably embody two genders, my project questions the mainstream depiction of binary gender roles. This conceptual decision to double the gender presentation of a single body challenges normative ideas surrounding gender presentation and instead implies that gender expression can be fluid and multiple. 

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Kunnen jullie zelf nog voorbeelden bedenken van de spanning tussen iemands persoonlijke en collectieve identiteit?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Toon aan dat de spanning tussen persoonlijke en collectieve identiteit tot uiting komt in dit gedicht.


Gebruik de volgende structuur om de vraag te beantwoorden:
1. Concept (Introduce): Persoonlijke identiteit verwijst naar... Collectieve identiteit betekent...
2. Context (Cite): Deze concepten zie je terug in dit gedicht, namelijk…
3. Conclusie (Explain): Dus is er in dit gedicht sprake van spanning tussen persoonlijke en collectieve identiteit. 

timer
5:00

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen kernconcept 1: identiteit


  • Kan je het verschil tussen de statische en dynamische  kijk op identiteit uitleggen?
  • Kan je uitleggen wat de volgende begrippen betekenen? referentiekader, persoonlijke identiteit, sociale identiteit, interne collectieve identiteit, externe collectieve identiteit

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Identiteit

Slide 17 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen kernconcept 2: socialisatie

  • Je kan ontleden hoe cultuuroverdracht en -verwerving door socialisatie plaatsvinden.
  • Je kan beredeneren of er in een gegeven situatie sprake is van politieke socialisatie. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Maak opdracht 1 (p.8) en 4 (p.10)

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Turn & talk: wat betekenen de volgende woorden?
LGBTQ+
Non-binair
Intersekse
Panseksueel
Cis-gender
Androgien
Aseksueel

timer
3:00

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Hijra in India
Two-spirit people in Mexico

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Opdrachtenboek p. 9 - Opdracht 4: Surfen in een hijab
1. Concept: Dit begrip betekent... (definitie)
2. Context: Deze begrippen zie je terug in de bron, namelijk…
(quote/voorbeeld)
3. Conclusie: Dus... (antwoord op de vraag)






timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Turn & talk: reflectie
  • Hoe zie je wat je deze les hebt geleerd terug in je eigen leven/manier van denken?
  • Welke nieuwe woorden en ideeën heb je deze les opgepikt? 
  • Wat is nog lastig te begrijpen? Welke vragen zijn er bij je opgekomen?

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Barnga!
https://www.spelensite.be/spel/barnga
timer
5:00

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is er zonet gebeurd?
  • Welke situaties uit het echte leven worden in dit spel gesimuleerd? 
  • Heb je zelf al situaties meegemaakt waarin je de regels niet kende? Hoe ging je daarmee om? 
  • Wat als je zou mogen praten tijdens het spel? Of het langer had geduurd?

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Video

Deze slide heeft geen instructies

KERNCONCEPT 2: socialisatie
=  het proces van overdracht en verwerving van de cultuur van de groep(en) en de samenleving waar mensen toe behoren. Het proces bestaat uit opvoeding, opleiding en andere vormen van omgang met anderen.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Turn en talk: hoe leerde je bij de sportclub of bij je bijbaantje hoe je je hoort te gedragen in deze nieuwe omgeving?

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het socialisatieproces

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten socialisatoren
  • Primaire socialisatie: informele socialisatie binnen het gezin en de vriendengroep 
  • Secundaire socialisatie: formele socialisatie of school, op het werk of in verenigingen (kerk, sport, etc.)
  • Tertiaire socialisatie: socialisatie door anonieme socialisatoren (media, overheid, etc.)

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijzondere vormen van socialisatie
  • Politieke socialisatie: het proces van overdracht en verwerving van de politieke cultuur van de groep(en) en de samenleving waar mensen toe behoren.
  • Enculturatie: het aanleren en verwerven van de (sub)cultuur van de samenleving waarin men geboren wordt.
  • Acculturatie: het aanleren en verwerven van een andere cultuur of elementen daaruit, dan die waarin iemand is opgegroeid. 

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Functies van socialisatie
  • Continuering van cultuur
  • Verandering van cultuur
  • Identificatie van het individu met de groep
  • Identiteitsontwikkeling van het individu
  • Gedragsregulatie van het individu

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beschrijf het socialisatieproces dat jij en je teamgenoten doorliepen tijdens het Barnga spel. 


  • Hoe leerde je de regels van jouw team?
  • Wat gebeurde er als iemand zich niet aan de regels hield?

Gebruik de begrippen sociale controle, positieve/negatieve (in)formele sancties en internalisatie in je antwoord.
timer
5:00

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Groepsvorming

Slide 38 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

KERNCONCEPT 3: groepsvorming
= het tot stand komen van bindingen tussen meer dan twee mensen, doordat ze elkaar beïnvloeden en gemeenschappelijke waarden en normen ontwikkelen.

We maken onderscheid tussen affectieve, economische, cognitieve en politieke bindingen en tussen informele en formele groepen. 

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Affectieve binding
Emotionele binding. Affectieve bindingen verwijzen naar gevoelens om ergens bij te horen.

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Economische binding
Binding die te maken heeft met werk, met goederen die nodig zijn voor het bestaan.

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cognitieve binding
Binding op het gebied van kennis. Mensen zijn afhankelijk van anderen die hen iets leren.

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Politieke binding
Binding die te maken heeft met zaken die geregeld moeten worden op het gebied van bijvoorbeeld onderwijs, zorg, verkeer en veiligheid.

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Om welk type binding gaat het?
'Bij deze binding gaat het om collectieve goederen en diensten.'
A
Affectieve binding
B
Cognitieve binding
C
Economische binding
D
Politieke binding

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Om welk type binding gaat het?
'Kinderen leren lezen met behulp van hun leerkracht.'
A
Affectieve binding
B
Cognitieve binding
C
Economische binding
D
Politieke binding

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Om welk type binding gaat het?
'Bij je vriendengroep heb je vaak het gevoel dat je er wel bij hoort.'
A
Affectieve binding
B
Cognitieve binding
C
Economische binding
D
Politieke binding

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Om welk type binding gaat het?
'Voor het leggen van elektriciteit is een leerkracht (over het algemeen) afhankelijk van een elektricien.'
A
Affectieve binding
B
Cognitieve binding
C
Economische binding
D
Politieke binding

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Om welk type binding gaat het?
'Voor het leggen van elektriciteit is een leerkracht (over het algemeen) afhankelijk van een elektricien.'
A
Affectieve binding
B
Cognitieve binding
C
Economische binding
D
Politieke binding

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 49 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Informele groepen
Formele groepen
Er is sprake van een hiërarchie
Alle leden van de groep hebben een rol
Er zijn doelen en normen voor de groep
Regels zijn vastgelegd op papier
Mensen kennen elkaar goed
Mensen voelen zich emotioneel verbonden met elkaar
Geen officiele of vastliggende afspraken

Slide 50 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Formele en informele groepen
Formele 
groepen
Informele 
groepen
  • Er is sprake van een hiërarchie
  • Alle leden van de groep hebben een rol
  • Regels zijn vastgelegd op papier
  • Er zijn doelen en normen voor de groep
  • Mensen kennen elkaar goed
  • Mensen voelen zich emotioneel verbonden met elkaar
  • Geen officiele of vastliggende afspraken

Slide 51 - Tekstslide

Samenvatting van de vorige dia
Mechanismen rondom groepsvorming


Ingroup/outgroup: wie (niet) tot de groep behoort
Insluiting/uitsluiting: (niet) bij een groep betrokken worden

timer
5:00

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fasen van groepsvorming (Tuckman)

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Speelgoed kan gezien worden als een socialisator. Leg uit met behulp van het kernconcept socialisatie
en koppel dit aan informatie uit de bron.
timer
5:00

Slide 54 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

3. Minister Van Engelshoven heeft een ander referentiekader dan de kamerleden die in de bron aan het woord komen. Leg dit uit met behulp
van een citaat uit de bron en gebruik in je antwoord
de definitie van referentiekader.
timer
5:00

Slide 55 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

2. In het boek wordt gesproken over drie verschillende aspecten
van het kernconcept identiteit. Leg uit welk aspect van identiteit
het best past bij deze discussie over genderneutraal speelgoed.
Geef in je antwoord de definitie van het gekozen aspect.
timer
5:00

Slide 56 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Sociale cohesie

Slide 57 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 58 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Sociale cohesie
Sociale cohesie is “het aantal en de kwaliteit van de bindingen die mensen in een
ruimer sociaal kader met elkaar hebben, het gevoel een groep te zijn, lid te zijn van een gemeenschap, de mate van verantwoordelijkheid voor elkaars welzijn, en de mate waarin anderen daar ook een beroep op kunnen doen”

De ''lijm'' die de samenleving bijeenhoudt

Slide 59 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik woon in een buurt met een grote sociale cohesie.
😒🙁😐🙂😃

Slide 60 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Stel dat je je PWS/scriptie over sociale cohesie wilt schrijven, hoe zou je sociale cohesie dan meten?

Slide 61 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat houdt de samenleving bijeen?
1. Gedeelde waarden en normen > saamhorigheidsbesef
2. Wederzijdse afhankelijkheid > solidariteit (mensen zijn verbonden met elkaar en van elkaar afhankelijk)
3. Dwang > opgelegde vorm van binding

Slide 62 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 63 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Op welke manieren kan je de sociale cohesie binnen een land vergroten?

Slide 64 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zou de negatieve kant van sociale cohesie kunnen zijn?

Slide 65 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Sociale institutie

Slide 66 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 67 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Sociale cohesie gebaseerd op dwang wordt gezien als een stabiele binding
A
Juist
B
Onjuist

Slide 68 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verklaar: een sterkere sociale cohesie binnen de lidstaten van de EU leidt tot een zwakkere sociale cohesie binnen de EU als geheel.

Slide 69 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag...
Opdracht 17 (2-6, 8) p. 48

Slide 70 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§3.1 Cultuur

Slide 71 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Amerikaanse cultuur

Slide 72 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 73 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Cultuur
Het geheel van waarden, voorstellingen, uitdrukkingsvormen, opvattingen en normen die mensen als lid van een groep of samenleving verworven hebben.

Slide 74 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Elementen van cultuur
1) Wat je aan de buitenkant ziet (uitdrukkingsvormen)
= MATERIELE ASPECTEN (zichtbaar/tastbaar)
2) Wat je in je hoofd meedraagt (waarden, voorstellingen, opvattingen) 
= IMMATERIELE ASPECTEN (onzichtbaar/niet tastbaar)
3) hoe gedrag geregeld wordt (normen en instituties)

Slide 75 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 76 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitdrukkingsvormen
De materiële aspecten van een cultuur, bijvoorbeeld symbolen (kruis voor christenen, hamer en sikkel voor communisten).

Slide 77 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Idealen, zoals vrijheid, gelijkheid en vrijheid
Elementen van cultuur
Ideeën die passen in een groter geheel van opvattingen, zoals een Islamitische, linkse of hedonistische opvatting. Dit zijn waardensystemen.
Beelden, ideeën, verhalen die mensen hebben over een gebeurtenis, bijvoorbeeld over een oorlog.
Waarden

Opvattingen
Voorstellingen

Slide 78 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Normen
Regels die horen bij waarden. Bijvoorbeeld bij de regel 'ik scheld anderen niet uit', hoort de waarde 'respect'.

Slide 79 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Instituties
Een geheel aan gedragsregels die het gedrag van mensen reguleren. Bijvoorbeeld regels rondom het huwelijk.

Slide 80 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koppel de juiste term aan de juiste uitleg.
Wat mensen in hun hoofd meedragen
Hoe het gedrag van mensen geregeld wordt
Wat je aan de buitenkant kunt zien of merken
Waarden
Opvattingen
Voorstellingen
Uitdrukkingsvormen
Normen
Instituties

Slide 81 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies



Wat wordt er bedoeld met de opvatting dat culturen relatief en plaats- en tijdsgebonden zijn?
Wat wordt er bedoeld met de opvatting dat culturen relatief en plaats- en tijdsgebonden zijn?

Slide 82 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 83 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 84 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 85 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Opdracht 3 (p. 59) en 7 (p. 63)

Slide 86 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§3.2 Nature-nurture

Slide 87 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nature-nurture-debat
De vraag of eigenschappen van mensen meer worden bepaald door biologie/erfelijkheid (nature) of omgeving/opvoeding (nurture)

Slide 88 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§2.4 Dimensies van Hofstede

Slide 89 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 90 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 91 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 92 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 93 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 94 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 95 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 96 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 97 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Stelling: de protesten in Iran leiden tot een sterkere sociale cohesie
Gebruik de volgende begrippen in je argumentatie:
  • (Persoonlijke/collectieve) identiteit
  • Socialisatie (sociale controle, enculturatie/acculturatie)
  • Cultuur (dominant/tegen, materiele/immateriële cultuurelementen)
  • Groepsvorming (insluiting/uitsluiting)
  • Collectivistische-individualistische cultuurdimensie

timer
10:00

Slide 98 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk moment uit de documentaire is je het meeste bijgebleven? Waarom?

Slide 99 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij het schooladvies in groep acht moet alleen de CITO-score meetellen en niet het advies van de docent
A
Eens
B
Oneens

Slide 100 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het is eerlijk dat leerlingen met hetzelfde rapport toch andere adviezen kunnen krijgen
A
Eens
B
Oneens

Slide 101 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een kind moet ook mee kunnen bepalen wat zijn advies wordt
A
Eens
B
Oneens

Slide 102 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een docent moet bij geval van twijfel het hoogste advies geven.
A
Eens
B
Oneens

Slide 103 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ging de toetsweek?
😒🙁😐🙂😃

Slide 104 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer had jij het gevoel dat je macht had?

Slide 105 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat was je eerste reactie bij het horen/zien van het nieuws over the Voice?

Slide 106 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 107 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Cijfers van het CBS (2020)
  • 33 procent van de vrouwen in de leeftijd van 18 tot 24 jaar voelde zich in de afgelopen 12 maanden geïntimideerd 

  • 22 procent van de Nederlandse vrouwen in de leeftijd van 18 tot 24 jaar heeft in de afgelopen 12 maanden fysiek seksueel geweld meegemaakt 

Slide 108 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

'Mag je dan als man niet eens meer flirten?'
Hoe beoordeel je of een situatie aanvaardbaar is of niet?

Slide 109 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Criteria volgens Sensoa
Is er sprake van wederzijdse toestemming?
Is er sprake van vrijwilligheid?
Is er sprake van gelijkwaardigheid?
Past het gedrag bij de leeftijd en ontwikkeling?
Kan het gedrag in deze omgeving?
Wat is de impact van het gedrag?

Slide 110 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet er gebeuren om dit soort situaties te voorkomen? Bedenkt 1 advies voor de gemeenteraad en 1 voor de rector van onze school.
timer
5:00

Slide 111 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 112 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mogen radiozenders de muziek van Marco Borsato en Ali B nog draaien?
A
Tuurlijk!
B
No way!

Slide 113 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nog vragen/opmerkingen over dit thema?

Slide 114 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is jullie eerste reactie na het zien van de eerste aflevering van 'reference man'

Slide 115 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Welke andere voorbeelden kennen jullie waarbij de 'reference man' een rol speelt?

Slide 116 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 117 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Onderzoek zou vanaf nu vooral aandacht moeten hebben voor mensen die niet aan de 'reference man' voldoen.
A
Tuurlijk!
B
Geen goed idee!

Slide 118 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hier kan ik iets mee in mijn toekomstige carrière.
A
Zeker
B
Ik dacht het niet

Slide 119 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oorlog in Oekraine

Slide 120 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 121 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Samenwerking
Het proces waarin individuen, groepen en/of staten relaties vormen om hun handelen op elkaar af te stemmen voor een
gemeenschappelijk doel.
Leg uit dat de NAVO een voorbeeld is van samenwerking. 
1. Concept: Dit begrip betekent... (definitie)
2. Context: Dit zie je terug in de bron, namelijk… (quote/vb)
3. Conclusie: Dus... (antwoord op de vraag)

Slide 122 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 123 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit dat de NAVO een voorbeeld is van samenwerking. Is er sprake van gedeelde waarden, belangen of dwang?

Slide 124 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit hoe je het dilemma van de collectieve actie bij de NAVO terugziet.

Slide 125 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Conflict
Een situatie waarin individuen, groepen en/of staten elkaar
tegenwerken om de eigen doelen te bereiken.

Leg uit dat we kunnen spreken van een conflict in Oekraïne. 
1. Concept: Dit begrip betekent... (definitie)
2. Context: Dit zie je terug in de bron, namelijk… (quote/vb)
3. Conclusie: Dus... (antwoord op de vraag)

Slide 126 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 127 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit dat het conflict in Oekraïne van latent naar manifest is geevolueerd.

Slide 128 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Heeft Poetin macht of gezag in Oekraïne? Leg uit!

Slide 129 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf een speech van +/- 1 minuut vanuit het standpunt van de NAVO of Poetin waarin je uitlegt:
  • Wat je wenst/eist van de andere partij.
  • Welke machtsbronnen (economisch, politiek, affectief, etc.) je kan inzetten om de andere partij hiertoe te brengen. 
Intro - Statement - Explanation - Illustration - Slot
Macht = Het vermogen om hulpbronnen in te zetten om bepaalde doelstellingen te bereiken en de handelings-mogelijkheden van anderen te beperken of te vergroten

Slide 130 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Groepjes persconferentie
Jasmijn, Roos en Simone: Putin
Hanne, Noa H en Saskia.: NAVO
Erik, George & Noa K.: journalist pol-psych theorie
Helena, Tessa & Giulia: journalist realistische theorie
Britt, Stijn & Julia: journalist liberale theorie
Ilse, Cato & Thijs: journalist marxistische theorie
Annabelle, Joost & Wout: journalist sociaal-constr. theorie 







Slide 131 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke al dan niet aangeboren kenmerken heeft de elite in Nederland?

Slide 132 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Nederland heeft een grote sociale ongelijkheid.
A
Eens
B
Oneens

Slide 133 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De zeven vinkjes van Joris Luyendijk 
✔ Minstens één hoogopgeleide en/of welgestelde ouder
✔ Minstens één in Nederland geboren ouder
✔ Man
✔ Hetero
✔ Wit
✔ Gymnasium of vwo
✔ Universiteit





Slide 134 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 135 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Welke vraag/opmerking/kritiek komt in je op als je dit hoort?

Slide 136 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 137 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Sociale (on)gelijkheid
Een situatie waarin verschillen tussen mensen in al dan niet
aangeboren kenmerken, consequenties hebben voor hun
maatschappelijke positie en leiden tot een ongelijke
verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken, van waardering en behandeling. 

Slide 138 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Positietoewijzing

Maatschappelijke oorzaken, kan je zelf niet beinvloeden.
Positieverwerving

Wat je zelf kan doen om je positie op de sociale ladder te beinvloeden.

Slide 139 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een kind van 2 ouders die in de bijstand leven heeft een hbo-diploma gehaald en daarna een baan gekregen.
A
Positietoewijzing
B
Positieverwerving

Slide 140 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In een streng hindoeistische samenleving wordt een jongen christelijk waardoor hij thuis niet meer welkom is en zijn baan verliest.
A
Positieverwerving
B
Positietoewijzing

Slide 141 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een lerares haalt haar eerstegraads bevoegdheid en gaat daardoor direct meer verdienen omdat ze nu hoger gekwalificeerd is.
A
Positietoewijzing
B
Positieverwerving

Slide 142 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Toen aan het licht kwam dat de advocate fraude had gepleegd werd zij per direct ontslagen en kreeg ze een strafblad.
A
Positietoewijzing
B
Positieverwerving

Slide 143 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vat de boodschap van Luyendijk samen in 1 zin met de woorden sociale ongelijkheid, sociale mobiliteit en positietoewijzing.

Slide 144 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de Nederlandse samenleving meer open (grote sociale mobiliteit) of gesloten (kleine sociale mobiliteit)?
A
Open
B
Gesloten

Slide 145 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat kan je als iemand met veel vinkjes doen om de sociale ongelijkheid in de samenleving te verkleinen?

Slide 146 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 147 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 148 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Macht
Het vermogen om hulpbronnen in te zetten om bepaalde
doelstellingen te bereiken en de handelingsmogelijkheden van
anderen te beperken of te vergroten.

Macht kan formeel (officieel vastgelegd) of informeel zijn.

Macht = een asymmetrische relatie

Slide 149 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Machtsbronnen (p. 55 opdracht 6)
Affectief
Economisch
Cognitief
Politiek

Slide 150 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het dilemma van collectieve actie
  • Als mensen samenwerken om een collectief goed te realiseren is dat collectieve actie
  • Mensen kunnen profiteren van collectieve actie, zonder mee te werken. Dit zijn free riders
  • Dit is een dilemma, want als iedereen profiteert komt het collectieve goed niet tot stand

Slide 151 - Tekstslide

pagina 38
Gezag
= macht die als legitiem beschouwd wordt

Door kwaliteiten / positie / geleverde prestaties

Slide 152 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer heb jij zelf macht of gezag ervaren?

Slide 153 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Opdracht 9 p. 57
Opdracht 15 p. 63

Slide 154 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


A

Slide 155 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Flitsbezorging!?

Slide 156 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Nadelen van flitsbezorging volgens Weber.

Slide 157 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Argumenten tegen flitsbezorging moet verboden worden.

Slide 158 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het grootste verschil tussen jouw leven en dat van een tiener in 2002?

Slide 159 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 160 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 161 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 162 - Video

Deze slide heeft geen instructies


Slide 163 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 164 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 165 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 166 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit hoe je dit kan verklaren aan de hand van het kernconcept politieke socialisatie.

Slide 167 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 168 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 169 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 170 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 171 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 172 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 173 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 174 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 175 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 176 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 177 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 178 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 179 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 180 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 181 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 182 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 183 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 184 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 185 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 186 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk paradigma kan verklaren waarom een geweer voor de 1 'veiligheid' en voor de ander 'gevaar' kan betekenen?
A
Functionalisme
B
Conflict
C
Sociaal-constructivisme
D
Rationele actor

Slide 187 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 188 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

What's your first reaction when you read this headline?

Slide 189 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

How can periods lead to inequality?

Slide 190 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Plan International onderzocht in 2019 hoeveel vrouwen en meisjes in Nederland met menstruatiearmoede te maken hebben: gemiddeld 1 op de 10.

Slide 191 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Endometriose treft 1/10 vrouwen

Slide 192 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Statement: menstrual leave would lead to less inequality
A
Absolutely!
B
Inequality would stay the same
C
No, on the contrary!

Slide 193 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Eerste experimenten met menstruatieverlof

Slide 194 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Positive discrimination or equal opportunities?

Slide 195 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen? Opmerkingen?

Slide 196 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies