3T KWT Chapitre 5 + zinnen maken

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Tips zinnen maken Frans
  • Werkwoorden staan (bijna altijd) bij elkaar
  •  Ik ben ziek geweest   
  • J'ai été malade.
  • Tijdsbepaling voor of achter in de zin:
  • Ik ben gisteren ziek geweest.
  • Hier, j'ai été malade.
  • J'ai été malade hier.

Slide 2 - Tekstslide

Tips schrijfvaardigheid Frans
  • Vraagwoorden vooraan of achteraan in de zin.
  • Waarom ben ik gisteren ziek geweest?
  • Pourquoi hier, j'ai été malade? 

Slide 3 - Tekstslide

Volgorde in de zin:
  • (Vraagwoord)
  • (Bijwoord)
  • Onderwerp
  • Werkwoorden (+ ontkenning)
  • Rest van de zin

Slide 4 - Tekstslide

Laten we eens oefenen...

Slide 5 - Tekstslide

Jij hebt.
A
Tu es
B
Tu vas
C
Tu as
D
Tu a

Slide 6 - Quizvraag

Jij hebt "gehad" = doorgebracht
A
Tu es passé
B
Tu as passé
C
Tu as passer
D
Tu es passer

Slide 7 - Quizvraag

Jij hebt een leuk weekend gehad.
A
Tu es un bon week-end passé?
B
Tu a un bon week-end passé?
C
Tu es passé un bon week-end?
D
Tu as passé un bon week-end?

Slide 8 - Quizvraag

Heb je een leuk weekend gehad?

Slide 9 - Open vraag

Ik heb.
A
Je suis
B
Tu es
C
J'ai
D
Tu as

Slide 10 - Quizvraag

Ik heb gehad.
A
J'ai eu
B
Je suis eu
C
Tu as eu
D
Tu es eu

Slide 11 - Quizvraag

Ik heb een cadeau gehad.
A
J'ai un cadeau eu.
B
Je suis eu un cadeau.
C
Je suis un cadeau eu.
D
J'ai eu un cadeau.

Slide 12 - Quizvraag

Ik heb een cadeau gehad.

Slide 13 - Open vraag

Ik heb gisteren een cadeau gehad.
A
J'ai hier eu un cadeau.
B
J'ai eu hier un cadeau.
C
Hier j'ai eu un cadeau.
D
Hier j'ai un cadeau eu.

Slide 14 - Quizvraag

Ik heb gisteren een cadeau gehad.

Slide 15 - Open vraag

Ik heb gisteren een boek gekocht.
(kopen = acheter)
(een boek = un livre)

Slide 16 - Open vraag

Waarom heb ik gisteren een boek gekocht?
(waarom = pourquoi)

Slide 17 - Open vraag

Even terug naar de imparfait...

Slide 18 - Tekstslide

Welke tijd is de imparfait?
A
Toekomende tijd.
B
Verleden tijd.
C
Voltooide tijd.
D
X

Slide 19 - Quizvraag

IMPARFAIT
  • Onvoltooid verleden tijd.
    (ik werkte)
  • Stam + uitgang.
    Stam = nous-vorm - ons 

Slide 20 - Tekstslide

Wat zijn de uitgangen van de imparfait?
A
-e, -es, -e, -ons, -ez, -ent
B
-ai, -as, -a, -ons, -ez, -ont
C
-ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient
D
X

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de enige uitzondering van de imparfait? (werkwoord in Frans of Nederlands)

Slide 22 - Open vraag

Ik was
A
j'etai
B
j'avai
C
j'étais
D
j'avais

Slide 23 - Quizvraag

Je mening geven:
Mee eens:
  • Je suis tout à fait d'accord avec toi.
  • Moi aussi, je trouve  ça super.

Niet mee eens:
  • Je ne suis pas d'accord avec toi.
  • Moi aussi, je trouve ça nul.

Slide 24 - Tekstslide

Tu es d'accord avec moi?
  • J'aime la chimie.
  • Je préfère les langues aux matières scientifiques.
  • Les profs à mon école sont sympas.
  • Je déteste l'EPS.
  • J'aime les devoirs.
  • Je veux retourner à l'école. 

Slide 25 - Tekstslide