6.3 Mavo 3

• Economie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

De les van vandaag 

• Terugblikken op de vorige les
• Paragraaf 6.3 behandelen 
• Zelfstandig aan het werk
• Nabespreking. Opdracht 29 klassikaal 
• Afsluiting 

Hoe voelen jullie je vandaag?

😒🙁😐🙂😃

Tot welke markt behoort de
?

1. Abstracte markt
2. Concrete markt

Corrie van Snackbar t'Hoetje heeft vandaag te weinig frikadellen binnen gekregen. Wat voor gevolgen heeft dit op de prijs? Denk aan vraag en aanbod.

1. Aanbod stijgt, prijs daalt
2. Vraag daalt, prijs daalt
3. Vraag stijgt, prijs stijgt
4. Aanbod daalt, prijs stijgt

Vraag en aanbod

Wat gebeurt er met de prijs van een product als de vraag of het aanbod ervan verandert?

Vraag                 Prijs                                     Vraag              Prijs

Aanbod              Prijs                                 Aanbod              Prijs

Er is €5.000.000 verdient aan herenschoenen. Hoeveel euro daarvan heeft 'Van Bommel' verdient?

Leerdoelen van vandaag

• Aan het einde van deze les kan je de brutowinst en                 de nettowinst berekenen 
• Aan het einde van deze les weet je het verschil tussen de verkoopprijs en de consumentenprijs 
• Aan het einde van deze les ken je de btw-tarieven 

Winst berekenen 

Omzet

Het aantal producten dat is verkocht X de verkoopprijs. Hoeveel geld er dus is binnen gekomen? Oftewel: Afzet X de verkoopprijs

Inkoopwaarde

Voor hoeveel zijn de producten ingekocht, voordat de winkel ze heeft verkocht aan de klanten.

Afzet

Hoeveel producten er zijn verkocht.

Brutowinst

Omzet - Inkoopwaarde

Verkoopprijs

Voor hoeveel worden de producten verkocht?

Nettowinst 

Nettowinst = Brutowinst - Bedrijfskosten 

Voorbeelden bedrijfskosten zijn: loon van personeel, huur, reclamekosten en afschrijvingen.

Brutowinstmarge 

Verkoopprijs = Inkoopwaarde + Brutowinstmarge 

Voorbeeld

De inkoopprijs is €200. De brutowinstmarge is 10% van de inkoopprijs. Wat is de verkoopprijs?

Uitwerking 1.1

Brutowinstmargo is 10% van €200. 

€200 : 100% X 10% =  €20

Uitwerking 1.2

Inkoopwaarde + Brutowinstmarge = Verkoopprijs 

€200 + €20 = €220

Consumentenprijs

• De verkoopprijs is niet de prijs die de consument betaald.

• De consument betaalt belasting over de producten. 

• Verkoopprijs + btw = Consumentenprijs 

Wat is btw?

Consumentenprijs is inclusief btw

Verkoopprijs is exclusief btw

Belasting toegevoegde waarde

De belasting die de overheid heft op de verkoop van goederen en diensten.

De winkeliers geeft de btw aan de overheid

De winkeliers verdienen er dus niks op. Daarom hebben we net bij de winstberekeningen de verkoopprijs gebruikt. 

btw tarieven

• Op de meeste producten geldt een btw van 21%
• Op levensmiddelen en sommige diensten, zoals de kapper, geldt een btw van 9%
• Een beperkt aantal product is vrijgesteld van btw. hier geldt een tarief van 0%

Goed om te weten tijdens het rekenen met een verhoudingstabel:

Bedragen zonder btw = 100% (verkoopprijs)

Bedragen met btw: 100% + btw% (consumentenprijs)

De verkoopprijs van een bank is €400 Hoeveel is de consumentenprijs?

Berekening

Consumentenprijs is inclusief btw

De verkoopprijs is €400 (zonder btw)

De btw is (€400 : %100 X 21% = €84)

Bedragen met btw: 100% + btw%

Verkoopprijs + btw = Consumentenprijs 

€400 + €84 = €484

Zelfstandig aan het werk

• Hw maken: Opdracht 24 en 28 t/m 34
• Opdracht 29 klassikaal bespreken
• Eigen keuze ( in overleg )

Huiswerk voor de volgende les

Opdracht 24 en 28 t/m 34

Wat vonden jullie van deze les?

😒🙁😐🙂😃

Hebben jullie tips voor mij?

Hebben jullie tops voor mij?

Tot ziens!