spelling H4 - meervoud op -s

meervoud op -s
Spelling H4
brugklas h/v
21 maart 
Haa

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

meervoud op -s
Spelling H4
brugklas h/v
21 maart 
Haa

Slide 1 - Tekstslide

Meervouden op -s
Veel zelfstandige naamwoorden hebben een meervoud op -en, maar er zijn ook zelfstandige naamwoorden met een meervoud op -s.

Slide 2 - Tekstslide

Zo maak je een meervoud op -s:
• Je schrijft een -s achter het enkelvoud:
– bezem → bezems; café → cafés; decoratie → decoraties; race → races

Slide 3 - Tekstslide

Je schrijft -’s (apostrof + s) achter het enkelvoud:
– bij woorden op -a, -i, -o, -u of -y: 
pyjama → pyjama’s; kiwi → kiwi’s; jojo → jojo’s; sudoku → sudoku’s; lolly → lolly’s

Slide 4 - Tekstslide

– bij afkortingen:
pc’s
havo’s
tv’s 
WK’s

Slide 5 - Tekstslide

Let op: bij woorden die eindigen op twee of drie klinkers die samen één klank vormen, schrijf je in het meervoud de -s aan het woord vast:
– milieu → milieus, etui → etuis, gameboy → gameboys.

Maar: cavia’s en radio’s, want hier klinken de klinkers niet samen: ca-vi-a, ra-di-o.

Slide 6 - Tekstslide

Meervoud van tv
A
tv's
B
tvs

Slide 7 - Quizvraag

Meervoud van dictee
A
dictees
B
dictee's

Slide 8 - Quizvraag

Meervoud van garage
A
garage's
B
garages

Slide 9 - Quizvraag

Meervoud van foto
A
fotos
B
foto's

Slide 10 - Quizvraag

Meervoud van dominee
A
dominees
B
dominee's

Slide 11 - Quizvraag

Meervoud van slee
A
sleeën
B
sleën

Slide 12 - Quizvraag

Meervoud van rollade
A
Rollades
B
Rollade's

Slide 13 - Quizvraag

meervoud van menu

Slide 14 - Open vraag

meervoud van radio

Slide 15 - Open vraag

meervoud van camera?

Slide 16 - Open vraag

meervoud van cavia

Slide 17 - Open vraag

Aan het werk 



Ga naar H4 -> spelling meervouden op -s



Maak alle opdrachten, totdat je niet meer verder kunt werken.

Slide 18 - Tekstslide