Lezen 3.3 mavo havo 1 Talent 2023

Dag schatjes, leuk dat jullie er weer zijn!
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Dag schatjes, leuk dat jullie er weer zijn!

Slide 1 - Tekstslide

Programma
1. Wat gaan we doen?: Talent 3.3. Lezen:
  • Herkennen verschillende tekstdelen
  • Kernzinnen kunnen aanwijzen
  • Hoofd- en bijzaken onderscheiden

2.  Theorie + klassikaal aan de slag 

3. Zelfstandig aan de slag 





Slide 2 - Tekstslide

Uit welke drie delen is een tekst vaak opgebouwd?

Slide 3 - Open vraag

Tekstopbouw
Wat staat er in de:

Inleiding / Kern / Slot?


Slide 4 - Tekstslide

Tekstopbouw
Inleiding =
Informatie waaruit je het onderwerp van de tekst kunt afleiden. Kort stukje

Kern=
Meer informatie over het onderwerp. Vaak meerdere alinea's en meerdere deelonderwerpen. Het langste deel.

Slot =
Samenvatting of conclusie. Er staat geen nieuwe informatie in.


Slide 5 - Tekstslide

Tekstopbouw
De tekst staat in een logische volgorde.

  • een tweedeling: Inleiding - kern 
  • een driedeling: Inleiding - kern - slot 

Slide 6 - Tekstslide

Tekstopbouw: tweedeling
Inleiding
Informatie waaruit je het onderwerp van de tekst kunt afleiden. Kort stukje

Kern
Meer informatie over het onderwerp. Vaak meerdere alinea's met deelonderwerpen (tussenkopjes). Het langste deel.

Slide 7 - Tekstslide

Tekstopbouw: driedeling
Inleiding
Informatie waaruit je het onderwerp van de tekst kunt afleiden. Kort stukje aan het begin van de tekst. 
Kern
Meer informatie over het onderwerp. Het langste deel van de tekst. 
Slot
Samenvatting of conclusie, einde van de tekst. Er staat geen nieuwe informatie in.


Betoog

Slide 8 - Tekstslide

Opbouw van alinea's
Alinea's hebben vaak een:

Kernzin = de zin met de belangrijkste informatie. Vaak (maar niet altijd) de eerste zin.                                                                                      Toelichting =  de andere zinnen van de alinea. Meestal een          uitleg of een of meerdere voorbeelden.

Slide 9 - Tekstslide

Opbouw van een tekst
Teksten bestaan uit hoofdzaken en bijzaken.

Hoofdzaken: belangrijkste informatie over het onderwerp                                          (kernzinnen). Maken de tekst duidelijker.
Bijzaken:         minder belangrijke informatie.
                            Voorbeelden van bijzaken: een voorbeeld,                                                herhaling of uitleg

Slide 10 - Tekstslide

Even checken....

Slide 11 - Tekstslide

Tekst oefenblad
  1. Zet jullie namen bovenaan het blad. Lever het blad aan het einde van de les in bij de docent
  2. Wat: klassikaal lezen van de tekst, daarna 5 vragen beantwoorden.
  3. Hoe:  in duo's, zachtjes overleggen.  Antwoorden schrijf je op het blad.
  4. Tijd: ongeveer 10 minuten.
  5. Al eerder klaar?: lees de lesstof van Lezen 3.3 
  6. Na 10 minuten: klassikaal nabespreken
timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de kernzin?:
Van zwemmen in natuurwater kunt u ziek worden. In natuurwater komen bacteriën, virussen en larven voor. Met name tijdens warm weer kan het aantal bacteriën in natuurwater met weinig stroming snel groeien.

Slide 13 - Open vraag

Hoe is een tweedeling van een tekst opgebouwd?
A
Inleiding, kern, slot
B
inleiding, kern
C
inleiding
D
kern

Slide 14 - Quizvraag

Wat zijn hoofdzaken in een tekst?
A
Wat belangrijk is in een tekst
B
Wat minder belangrijk is in een tekst

Slide 15 - Quizvraag

Waar in de alinea staat de belangrijkste zin (kernzin)?
A
Altijd in het midden
B
Meestal aan het begin, soms in het midden, soms aan het einde
C
Altijd aan het einde
D
Altijd aan het begin

Slide 16 - Quizvraag

Wat vertel je als je kort wilt vertellen waar een tekst over gaat?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken

Slide 17 - Quizvraag

Beschrijft in één woord waar een tekst over gaat
A
onderwerp
B
hoofdzaak
C
bijzaak
D
kernzin

Slide 18 - Quizvraag

Aan de slag 
  1. Wat: maak oefening 1, 2, (niet 3), 4, 5 (Lezen 3.3.)
  2. Hoe:  alleen, zachtjes overleggen mag. 
  3. Tijd: ongeveer 10 minuten.
  4. Klaar?: kijk je gemaakte werk na: wat had je goed, wat misschien nog niet? 
  5. Klaar?: ga verder met oefening 6, 7, 8, 9, 10.  (3.3 Lezen)
  6. Wat je niet af hebt in de les is huiswerk. 
  7. Volgende les: nakijken. 
timer
10:00

Slide 19 - Tekstslide

Hoofdgedachte van een tekst
De hoofdgedachte is het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt. 
Met andere woorden: de hoofdgedachte is het onderwerp + dat wat daarover in de tekst verteld wordt.

De hoofdgedachte is altijd één zin. 

Slide 20 - Tekstslide

Waar vind je de hoofdgedachte?
Hoofdgedachte is vaak te vinden:

  • in de titel, de inleiding of het slot van de tekst

Vraag bij hoofdgedachte:
Wat is het belangrijkste wat er in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?



Slide 21 - Tekstslide

 Signaalwoorden

Een tekst zonder signaalwoorden bestaat eigenlijk niet. 
Zelfs het simpelste woordje 'en' is een signaalwoord.

Ik pakte mijn fiets EN fietste naar school. --> Er wordt iets opgesomd.

Slide 22 - Tekstslide

Signaalwoorden

Signaalwoorden geven aan met welk soort tekstverband je te maken hebt. 

Een signaalwoord kan alleen voorkomen of in een groepje woorden. 

Drie soorten signaalwoorden->



Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Aan de slag!
maak opdracht 11 t/m 19

Slide 25 - Tekstslide