Spelling van de samengestelde zinnen

Dinsdag 22 februari
  • spelling van samengestelde zin
  • verder werken aan werkblad
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Dinsdag 22 februari
  • spelling van samengestelde zin
  • verder werken aan werkblad

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DOELEN


- je kunt de persoonsvormen in samengestelde zinnen correct spellen

samengestelde zinnen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PERSOONSVORMEN IN SAMENGESTELDE ZINNEN


Eerder leerde je hoe je de persoonsvormen en onderwerpen kunt vinden in samengestelde zinnen.


In deze les leer je de persoonsvormen goed spellen.



Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kies de juiste vorm van de persoonsvorm:

Mijn broertje (brandde / brandden) bijna zijn vingers, toen hij de kaarsen (aanstak / aanstaken).
A
brandde / aanstak
B
brandde / aanstaken
C
brandden / aanstak
D
brandden / aanstaken

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies de juiste vorm van de persoonsvorm:

Wanneer mijn tante naar Amerika (verhuist / verhuisde), (neemt / nam) ze haar huisdieren mee.
A
verhuist / neemt
B
verhuist / nam
C
verhuisde / neemt
D
verhuisde / nam

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies de juiste vorm van de persoonsvorm:

Liesbeth (graaft / groef) gisteren allemaal gaten in de tuin, want ze (moet / moest) zo drie grondsoorten inleveren bij aardrijkskunde.
A
graaft / moet
B
graaft / moest
C
groef / moet
D
groef / moest

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies de juiste vorm van de persoonsvorm:

(Loop / liep) jij straks naar het evenement of (neem / nam) jij de bus?
A
loop / neem
B
loop / nam
C
liep / neem
D
liep / nam

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

PERSOONSVORMEN

IN EEN SAMENGESTELDE ZIN

Zet de zin in een andere tijd:

Je maakt van de tegenwoordige tijd verleden tijd, of andersom. 

De werkwoorden die veranderen, zijn de persoonsvormen.


VOORBEELD:

Sophie denkt dat haar cijfer een voldoende is.


Sophie dacht dat haar cijfer een voldoende was.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

schema werkwoordspelling

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PERSOONSVORMEN

 IN SAMENGESTELDE ZINNEN

Juist spellen van de persoonsvormen:

- Controleer of het werkwoord een persoonsvorm is

- Kijk of het werkwoord in de tegenwoordige tijd (tt) of in de verleden tijd (vt) staat

- Kijk naar het onderwerp om te zien of de pv enkelvoud (ev) of meervoud (mv) is

- Vul de juiste vorm van het werkwoord in


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

OPDRACHT

Zet de persoonsvormen in de
tegenwoordige tijd.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noteer de juiste vorm van de persoonsvormen in de tt:
De brandweer (beweren) dat zo'n ramp bijna nooit (gebeuren).

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer de juiste vorm van de persoonsvormen in de tt:
Het (verbazen) me dat je elke zaterdag zo lang (uitslapen).

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer de juiste vorm van de persoonsvormen in de tt:
Onze kat (jagen) graag op muizen, maar hij (doden) ze niet.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer de juiste vorm van de persoonsvormen in de tt:
Dat zijn vader Wouts beltegoed (betalen), (vinden) ik maar vreemd.

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer de juiste vorm van de persoonsvormen in de tt:
Als Vita's broertje 'mama' (zeggen), (bedoelen) hij eigenlijk 'papa'.

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer de juiste vorm van de persoonsvormen in de tt:
Omar (geloven) bijna alles wat Patrick (vertellen).

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

OPDRACHT

Zet de persoonsvormen in de
verleden tijd.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noteer de juiste vorm van de persoonsvormen in de vt:
Nadat Lian van haar fiets (vallen), (bloeden) haar knie.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer de juiste vorm van de persoonsvormen in de vt:
Meneer Drost van aardrijkskunde (worden) boos, omdat de klas permanent (klieren).

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer de juiste vorm van de persoonsvormen in de vt:
De motoragent (slingeren) de bestuurder van de rode Ferrari op de bon, want deze (rijden) veel te snel.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer de juiste vorm van de persoonsvormen in de vt:
Gisteravond (koken) mijn vader soep voor ons, terwijl mijn moeder en ik samen (sporten).

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer de juiste vorm van de persoonsvormen in de vt:
Dat Pepijn zich zo (uitsloven), (vinden) Marieke nogal overdreven.

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer de juiste vorm van de persoonsvormen in de vt:
Kiki (schrijven) een gedicht voor Pieter, maar hij (lezen) het niet.

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer de juiste vorm van de persoonsvormen in de vt:
Tante Ans (winnen) duizend euro met haar staatslot en ze (verloten) het geld onder haar neven en nichten.

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

DOELEN


- je kunt de persoonsvormen in samengestelde zinnen correct spellen

samengestelde zinnen

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Manier 1         Dave zei dat hij verliefd was.
Manier 2         Dave zei: ‘Ik ben verliefd!’


Je gebruikt de directe rede om een tekst levendiger te maken.

Uitleg directe reden (2)

Slide 29 - Tekstslide

Tijdens deze fase van de les geef je uitleg en doe je het leren voor (modellen).