vermenigvuldigen hoofdstuk 3

Lesdoel
Je leert dat er verschillende reken strategieën bij het vermenigvuldigen van getallen zijn. 
Je leert nieuwe strategie die bij jou past.
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1Leerroute 5

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lesdoel
Je leert dat er verschillende reken strategieën bij het vermenigvuldigen van getallen zijn. 
Je leert nieuwe strategie die bij jou past.

Slide 1 - Tekstslide

Hoofstuk 3 vermenigvuldigen
Hoofdrekenen
Manieren van handig rekenen bij vermenigvuldigen zijn: omkeren, splitsen, veranderen, vergroten of verkleinen en schakelen. Je moet de tafels van 1 tot en met 12 kennen om deze manieren goed te kunnen toepassen. 

Slide 2 - Tekstslide

Met hoofdrekenen
A
mag je kladpapier gebruiken
B
moet alles uit je hoofd

Slide 3 - Quizvraag

Je kunt de getallen in een vermenigvuldiging omkeren. De uitkomst blijft hetzelfde. Welke voorbeeld is juist?
A
15x4=4x15=60
B
10x4+5x4=60
C
15x4=60
D
geen van allen

Slide 4 - Quizvraag

Je kunt één van de getallen in een vermenigvuldig splitsen.
welk antwoord is juist?
A
6x43= 43 splits je in 40 en 3 40x6 en 3x6
B
6x43
C
geen van allen
D
6x45-6x2

Slide 5 - Quizvraag

open vraag
Je kunt een getal in een vermenigvuldiging veranderen in een getal waarmee je makkelijk kunt rekenen.  Je kunt één van de getallen dan groter of kleiner maken. 
Laat dat zien met het volgende voorbeeld 19x3
20 x 3 = 60
het verschil moet verrekent worden. 1x3 teveel. 60-3=57

Slide 6 - Tekstslide

Het ene getal vergroten en het andere getal verkleinen
Je kunt in een vermenigvuldiging het ene getal vergroten door het met een getal te vermenigvuldigen. Je moet dan het andere getal verkleinen door het door hetzelfde getal te delen. 
Voorbeeld:
5        x       18

10        x        9

Slide 7 - Tekstslide

Je kunt vergroten en verkleinen gebruiken voor het vermenigvuldigen van getallen die eindigen op nullen.
Voorbeeld: 20x700
Hoe reken je deze som dan uit?
beide getallen deel je door :10
2 x 7.000 = 14.000

Slide 8 - Tekstslide

Klassikaal opdracht 2 maken blz. 65
a. 12x14          b. 4x21
c. 27x6           d. 50x10
e. 7x6x5         f. 6x36
g. 28x5           h. 23x5x2
i. 80x600        j. 7x36

Slide 9 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Tot en met opdracht 11 maken. 
Tot en met bladzijde 72.

Slide 10 - Tekstslide