Deviant thema 5 samenvatting

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 2

Kies het juiste woord:
De ....... controleerde onze ov-chipkaart.

1. chauffeur
2. machinist
3. dienstregeling
4. conducteur

Door een ....... was de weg nog uren afgesloten voor al het verkeer.

1. file
2. ongeluk
3. vertraging
4. rijbewijs

Ga je met de fiets of met het .... naar school?

1. vervoermiddel
2. openbaar vervoer
3. vervoersbewijs
4. verkeer

Omdat het zo sneeuwt is de ...... vandaag aangepast.

1. boete
2. spits
3. dienstregeling
4. vertraging

Wat betekent deze uitdrukking:
Het vijfde wiel aan de wagen zijn.

1. Als iemand het gevoel heeft dat hij teveel is.
2. Je zult het moeten doen met de middelen die je hebt.
3. Nergens te vinden zijn.
4. In dezelfde situatie zitten.

Roeien met de riemen die je hebt.

1. Als ergens veel verschillende oplossingen voor zijn.
2. Iets vragen terwijl je het antwoord al weet.
3. Als iemand het gevoel heeft dat hij teveel is.
4. Je zult het moeten doen met de middelen die je hebt.

In geen velden of wegen te bekennen zijn.

1. Als ergens veel verschillende oplossingen voor zijn.
2. Iets vragen terwijl je het antwoord al weet.
3. In dezelfde situatie zitten.
4. Nergens te vinden zijn.

Het loopt op rolletjes

1. Iemand omver rijden
2. Als iemand het gevoel heeft dat hij teveel is.
3. In dezelfde situatie zitten
4. Het gaat heel goed.

T.T. en V.T. 

Tegenwoordige tijd is de tijd van nu. 

- De jongen loopt naar school. 

De verleden tijd is van vroeger. 

- De jongen liep naar school. 

Wat is het werkwoord in de zin:
Beide vliegtuigen landden om half 8 op Schiphol.

1. vliegtuigen
2. landden
3. om
4. op

Staat de zin in de tt of vt?
Beide vliegtuigen landden om half 8 op Schiphol.

1. Tegenwoordige tijd
2. Verleden tijd

Wat is het werkwoord in de zin:
Ik ga altijd op vakantie naar rustige landen.

1. Ik
2. ga
3. op
4. vakantie

In welke tijd staat de zin:
Ik ga altijd op vakantie naar rustige landen.

1. Tegenwoordige tijd
2. Verleden tijd

Stam

De stam van een werkwoord is het hele werkwoord - en. 

Lange klank: doden     dod(-en)  stam= dood

v of z woorden

sterven      sterv-en        sterf

vrezen     vrez(-en)    vrees

hakken     hakk(-en)   hak

Wat is de stam van de volgende werkwoorden:
richten

stikken

breken

vrezen

grommen

raken

Tekst

- Het onderwerp

Het onderwerp van de tekst is waar de tekst over gaat. Vaak vind je in de titel een aanwijzing voor het onderwerp. 

- De hoofdgedachte

De hoofdgedachte van de tekst is wat de schrijver met een tekst wil zeggen. (hiervoor moet je de tekst eerst grondig lezen. 

Grondig lezen is de tekst van het begin tot het eind lezen. 

Welke tekstsoort is dit?

1. Een brief
2. een nieuwsartikel
3. een interview
4. een advertentie

Wat is het onderwerp van de tekst?

1. Een buschauffeur met een grijs baardje
2. een onbeschofte buschauffeur
3. de ov-chipkaart
4. reizen met de bus

Wat is het belangrijkste tekstdoel van de schrijver?

1. informatie geven
2. mening geven
3. overhalen
4. vermaken

Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?