les 11 - schrijven betoog (2/3)

9mbi voorbereiding IE 
-welkom
- over de examens
-IE onderdelen - wat hebben we al gedaan?
IE onderdeel schrijven - betoog les 3


Je hebt voor deze les geen boek nodig.
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

9mbi voorbereiding IE 
-welkom
- over de examens
-IE onderdelen - wat hebben we al gedaan?
IE onderdeel schrijven - betoog les 3


Je hebt voor deze les geen boek nodig.

Slide 1 - Tekstslide

Onderdeel 2: betoog
De tweede schrijfopdracht in het examen is een betoog. In de eerste les hebben we ons verdiept in het type tekst, het doel en de opbouw. 
Je zult merken dat de theorie van het betoog veel lijkt op de theorie van presenteren. Trap nou niet in de valkuil dat je je spreektaal gebruikt in je betoog. Gebruik formele, nette woorden. Bij twijfel: oefen op cambiumned of in het B-boek extra met formele/informele taal. 

Slide 2 - Tekstslide

Over welke stelling schrijf je een betoog?

Slide 3 - Open vraag

Voor je gaat schrijven: laatste aandachtspunten
Voordat je je betoog echt gaat maken, wil ik je nog even kort wijzen op wat aandachtspunten. We behandelen kort: 
  • goed beginnen
  • alinea's 
  • signaalwoorden
  • goed eindigen
  • lay-out
  • kleinere valkuilen

Slide 4 - Tekstslide

Goed beginnen
Net als bij de presentatie is het begin van je betoog allesbepalend. Als lezer zijn de eerste zinnen een reden om wel of juist niet verder te lezen. Denk daarom voordat je begint dus goed na over de volgende zaken:
- wie is mijn publiek?
-wat spreekt hen aan?
- waarom is dit betoog voor hen relevant?
- hoe trek ik hen mijn verhaal in?

Maar doe me één groot plezier en begin NIET met jezelf voor te stellen en dat je voor Nedrelands een betoog moet schrijven. 

Slide 5 - Tekstslide

Goed beginnen deel 2
Stel je voor dat:
- je een lastig onderwerp hebt
- je doelgroep minder ontwikkeld is dan jij
- je graag slim over wilt komen om te overtuigen (autoriteit aanspreken)

Dan kun je er voor kiezen om in de alinea na de inleiding je publiek te informeren over de feiten rondom je onderwerp. Zo creëer je een beetje een bedje waar je argmenten soepel in glijden. 

Slide 6 - Tekstslide

Ieder nieuw argument of onderdeel uit mijn opzet begin ik in een nieuwe alinea
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Tussen alle aliena's doe ik een witregel
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Alineagebruik (uitleg)
Het is belangrijk dat je alinea's van elkaar scheidt met witregels.
De volgende onderdelen verdienen een eigen alinea:
- inleiding
-een informatief stuk waarin je de lezer wat vertelt over het onderwerp
(let op: dit is niet verplicht he? het kan je betoog sterker maken, maar hoeft niet)
-eerste argument voor met onderbouwing
- tweede argument voor met onderbouwing
-derde argument voor met onderbouwing
-tegenargument met weerlegging
- slot

Slide 9 - Tekstslide

Signaalwoorden zijn belangrijk voor
A
de zinsbouw
B
de samenhang in je verhaal
C
de lezer om overzicht te houden
D
jezelf om de draad vast te houden

Slide 10 - Quizvraag

Signaalwoorden (uitleg)
Signaalwoorden zijn van groot belang voor de samenhang van de tekst. Zet deze dus goed in!
Je kunt de signaalwoorden bijvoorbeeld binnen zinnen inzetten. 

Maar je kunt signaalwoorden ook inzetten aan het begin van je alinea. Hiermee geef je de lezer duidelijk aan wat er gaat komen. 

Kijk nog eens terug naar de tekst over de schooluniformen. Hoe deed die schrijfster dat? 

Slide 11 - Tekstslide

Goed eindigen
Een goed slot bevat de volgende zaken:
- je standpunt nog een keer noemen
- je argumenten kort herhalen
let hierbij erop dat je alleen je hoofdargumenten kort herhaalt. onderbouwingen, tegenargumenten en weerleggingen herhaal je niet. Gebruik labels om je argumenten te herhalen (zie debatteren)
- je verhaal rond maken.
Dit doe je door terug te gaan naar het begin en/of te eindigen met een uitsmijter.

Slide 12 - Tekstslide

De titel van de tekst is
A
vetgedruk
B
gecentreerd
C
een zin met aan het einde een punt
D
kort maar krachtig

Slide 13 - Quizvraag

om de layout nog duidelijker te maken
A
maak ik mijn standpunt vet en onderstreept
B
gebruik ik vetgedrukt kopjes
C
gebruik ik capslock bij belangrijke passages
D
kies ik een mooi lettertype

Slide 14 - Quizvraag

Layout (uitleg)
voor de titel gelden de volgende aandachtspunten:
- niet te kort, niet te lang
-zeker geen hele zin met een punt aan het eind (sowieso geen punt)
- vetgedrukt
-gecentreerd mag, maar hoeft niet perse

Kopjes boven de kernalinea's zijn zeker aan te raden. aandachtspunten:
- kort (liefst 1 woord)
-vetgedrukt
- geen punt erachter

Slide 15 - Tekstslide

tot slot: kleinere valkuilen bij het schrijven
- schrijf de titel als laatst
zo voorkom je dat je als een idioot een half uur naar een leeg blad staart én als je tekst af is heb je vaak een beter idee voor de titel.
- kijk naar je bouwplan! 
Dit helpt je met de samenhang in je verhaal. als je dan over onderwerp x begint te typen kijk je even waar in de tekst dit onderwerp komt. 
- laat het eerst even gebeuren- schrijf door! 
Het belangrijkste is dat je eerst je betoog gaat typen. Controle op spelling en punten kan later. Ga niet panisch na iedere alinea jezelf checken, dit verstoort het proces. Go with the flow! 



Slide 16 - Tekstslide

OPDRACHT
Tot zo ver de theorie. Nu jij! 
Schrijf je betoog over de stelling:
"Iedereen die een kamer in huis vrij heeft moet verplicht Oekraïense vluchtelingen in huis nemen."

- het betoog is getypt in Word
- het betoog bevat minimaal 400 woorden
- het betoog bevat minimaal 3 argumenten voor
-het betoog bevat minimaal 1 tegenargument met weerlegging
-het betoog is overtuigend en ook informatief

Slide 17 - Tekstslide

Afronding en huiswerk

volgende week: betoog beoordelen met beoordelingsformulier 

Heb je vragen of kom je er niet uit, neem contact met op!

Slide 18 - Tekstslide