Ik fiets naar de supermarkt (Alfa B werkwoorden en de supermarkt)
1 / 23
Lesduur is: 20 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Hoe laat eet je de/het ............?
ontbijt
(in de ochtend)
lunch
(in de middag)
avondeten
(in de avond)
12:00
7:00
8:00
6:00
13:00
14:00
17:00
18:00
20:00
Slide 3 - Sleepvraag
Wat eet jij in de ochtend? (6:00-11:00, ontbijt)
Slide 4 - Open vraag
Wat eet jij tijdens de lunch? (12:00-16:00)
Slide 5 - Open vraag
Wat vind je lekker als avondeten?
Slide 6 - Open vraag
In Nederland eten mensen vaak vroeg avondeten (17:00-17:30).
Hoe laat eet jij?
Hoe laat eet jij?
Slide 7 - Open vraag
7:00
8:00
8:30
9:00-12:00
12:30
14:00
16:00
17:30
wakker worden
ontbijt eten
naar school fietsen
school
lunch
naar de supermarkt
(Jumbo)
Kind ophalen
avondeten
Slide 8 - Sleepvraag
Wat staat er op jouw boodschappenlijst?
Slide 9 - Open vraag
Het boodschappenlijstje.
Wat staat boven op het lijstje?
Wat staat boven op het lijstje?
A
soep
B
wijn
C
kaas
Slide 10 - Quizvraag
Het boodschappenlijstje.
Wat staat onder op het lijstje?
Wat staat onder op het lijstje?
A
soep
B
wijn
C
kaas
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Hij ______________ avondeten.
A
koken
B
kookt
C
kook
Slide 15 - Quizvraag
Hij ______________ op de bank.
A
zit
B
zitten
C
kook
D
kookt
Slide 16 - Quizvraag
Hij _________ een glas water.
A
eet
B
drink
C
drinkt
D
eten
Slide 17 - Quizvraag
Pieter ___________ naar school.
A
rijd
B
drinkt
C
rijden
D
rijdt
Slide 18 - Quizvraag
Pieter ___________ in de auto.
A
zitten
B
zit
C
eet
D
eten
Slide 19 - Quizvraag
De man ___________ naar de stad.
A
fietst
B
zit
C
eet
D
eten
Slide 20 - Quizvraag
De opa ___________ snel.
A
loop
B
zit
C
eet
D
loopt
Slide 21 - Quizvraag
rijst
Wat kun je eten?
Slide 22 - Woordweb
thee
Wat kun je drinken?
