5 VWO Praktische Ethiek

Ethiek?
1 / 38
volgende
Slide 1: Woordweb
LevensbeschouwingMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 9 videos.

Onderdelen in deze les

Ethiek?

Slide 1 - Woordweb

Waarden zijn:
A
Dingen die je nastreeft
B
Dingen die we belangrijk vinden
C
Regels en afspraken
D
Verschillen tussen mensen

Slide 2 - Quizvraag

Normen zijn:
A
Dingen die je nastreeft
B
Dingen die we belangrijk vinden
C
Regels en afspraken
D
Verschillen tussen mensen

Slide 3 - Quizvraag

Levensbeschouwingen hebben ook waarden en normen
A
Goed
B
Fout

Slide 4 - Quizvraag

Optieken theorie 


Aspect optieken                                             Uiteindelijkheidsoptiek 
- Kijken naar een deel                                  - Kijken naar het groter 
van de werkelijkheid                                      plaatje / totaal 

Slide 5 - Tekstslide

Aspect optieken 
  • Economische optiek
  • Historische optiek
  • Juridische optiek
  • Medische optiek
  • Taalkundige optiek
  • etc. 

Slide 6 - Tekstslide

Uiteindelijkheidsoptiek
  • Levensbeschouwelijke optiek: gaat over de uiteindelijke zin van het leven.
  • Esthetische optiek: gaat over het uiteindelijke schone / mooie
  • Ethische optiek: gaat over het uiteindelijke goede

Slide 7 - Tekstslide

Paragraaf 1.1
Vragen bij video (1/2)
- Wat gebeurt er?
- Wat zou jij doen?

- Nabespreken

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Video

Paragraaf 1.2
Ethiek heeft te maken met keuzes die je maakt. Hoe je handelt. Maar; er lijkt een verschil in wat goed en wat slecht is, omdat mensen verschillende keuzes maken.

De moraal van een samenleving = de verwachting dat er juiste keuzes gemaakt worden.


Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Welke norm kan je bedenken bij de waarde "gezondheid"

Slide 15 - Woordweb

Instrumentele waarden

Hangen af van mensen die iets belangrijk vinden in een feitelijke situatie. 

Iets is goed, omdat het bruikbaar is.
Intrinsieke waarden

Worden nagestreefd vanuit de gedachte dat het goede gedaan behoort te worden. Een waarde is goed te noemen vanuit zichzelf.
Video: welke waarden en welke soort waarde zien we?

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Paragraaf 1.3
Ethiek = de wetenschappelijke studie van menselijk handelen in hun keuze tussen goed en kwaad. 
  1. Wetenschappelijke studie (menswetenschap). Methodiek!
  2. Van menselijk handelen.
  3. Over goed en kwaad. 
De methodiek bestaat uit onderzoek, gegevens verzamelen en verificatie (toetsing van de waarheid / bevestiging). 

Slide 18 - Tekstslide

Paragraaf 1.4
Ethiek is normatief. Het geeft aan hoe iets hoort en vraagt om onze inzet                maakt het subjectief. Soorten normen:
- Godsdienstige / religieuze normen
- Fatsoensnormen
- Rechtsnormen / juridische normen
- Morele normen (zijn universeel, verbindend & doelmatig)

Slide 19 - Tekstslide

Dubbel moraal
Nadruk ligt in onze maatschappij op individualiteit. Het dubbel moraal komt voort uit eigenbelang: woorden en daden komen niet overeen. 

Slide 20 - Tekstslide

Paragraaf 1.5
Hoe komen wij aan onze kennis over goed en kwaad? 
  • Heteronome ontwikkeling van het geweten: je leert van anderen hoe je je moet gedragen (ouders, de fouten van anderen, maar ook de kerk of een Heilig boek). 
  • Autonome geweten: een innerlijk kompas van wat goed en kwaad is. 
  • De vijf stadia van morele ontwikkeling (psychologie):

Slide 21 - Tekstslide

  1. Vanaf 6 jaar: gehoorzaamheid aan personen die een rol spelen in je leven. Nauwelijks sprake eigen besef goed en kwaad.
  2. Vanaf 8 jaar: gericht op eigen voordeel. Zelf voordeel halen uit anderen rechtvaardig behandelen. 
  3. Pubertijd: gebaseerd op de normen van een groep.
  4. Adolescent: ook gebaseerd op de normen van een groep, maar je meer besef over het maken en doen van deze regels.
  5. Volwassenen: moraal dat universaliteit nastreeft.

Slide 22 - Tekstslide

Freud: "onverantwoordelijk gedrag veroorzaakt een schuldgevoel, omdat je niet voldoet aan de verwachtingen van je eigen geweten."

Een morele keuze is een worsteling van en met jezelf. Een worsteling tussen: 
- het super-ego (opvattingen over goed en kwaad), 
- het id (lusten en driften, lichamelijk en geestelijk) 
- en het ego (hoe je de wereld ervaart; sluit een compromis tussen het geweten en de driften). 

Slide 23 - Tekstslide

De theorie van Freud
Ego 
Je Ego (Ich), het bewuste, is de balans tussen het Super-ego (Uber-Ich), het geweten, en het Id (Es), het onbewuste. Dit moet ervoor zorgen dat jij op een normale manier kan functioneren.        

Super-ego
Het Super-ego is je strenge geweten, je morele kompas dat ervoor zorgt dat je de juiste (ethische) beslissingen neemt. 

Id 
Ieder mens heeft een onderbewustzijn Id waarin de Eros(seksuele driften) en de Thanatos (agressieve driften) actief zijn. Deze komen slechts in je dromen naar boven. In het dagelijks leven probeer je deze te beheersen.

Slide 24 - Tekstslide

Paragraaf 1.6
Levensbeschouwingen hebben ook waarden en normen; beïnvloeden het moraal. Belangrijkste waarde per LB:
  • Christendom: heb God lief boven alles
  • Jodendom: rechtvaardigheid
  • Islam: barmhartigheid
  • Hindoeïsme: balans tussen daden en wetmatigheid in het leven
  • Boeddhisme: 5 leefregels als moreel kompas
  • Humanisme: medemenselijkheid en autonomie 

Slide 25 - Tekstslide

Paragraaf 1.7 en 1.8
Bij een moreel dilemma weet je niet wat je moet kiezen. Je kan niet twee oplossingen tegelijk uitvoeren. Er zijn twee waarden met elkaar in conflict. 

Ethisch oordeel?
1. De bedoeling / het motief is bepalend voor het oordeel. Wat wilt deze persoon? Zijn de intenties goed of kwaad?
2. De handeling van een persoon staat op de voorgrond. Wat iemand doet is belangrijker dan waarom iemand iets doet.
3. Een keuze kan afhankelijk zijn van het effect of gevolg van een handeling.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

1.9 Deugdenethiek
De deugdenethiek heeft als centrale vraag: hoe te leven of hoe word ik gelukkig. Het antwoord op deze vraag naar 'het goede leven' wordt geformuleerd in termen van deugd, doel (telos) en eudaimonía (geluk). Dit goede leven bereik je volgens Aristoteles door het ontwikkelen van je karakter, door het ontwikkelen van deugden (karaktereigenschappen).

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Stoïcisme 
- Leer van groep Griekse filosofen (3e eeuw voor Christus).
- Laat je niet meeslepen door je emoties.
- Niet in voorspoed, niet in tegenspoed.
- Reageer gelijkmoedig (stoïcijns) op alles. 
- Kan je het probleem oplossen? Zo niet -> laat het liggen.
- Uitgaande van het gezonde verstand en ervaring, komt de mens tot een verantwoord menselijk handelen. 



Slide 30 - Tekstslide

1.9 Plichtsethiek / deontologie
  • De plichtsethiek wordt omschreven als 'deontologische ethiek'. 
  • δέον (déon) is Grieks voor 'plicht' of 'het noodzakelijke'.
  • Het is een normatieve, ethische theorie die stelt dat er bepaalde handelingen zijn die je altijd, ongeacht de gevolgen, moet verrichten (of juist niet moet verrichten). 
  • Er wordt nadruk gelegd op de motivatie/intentie achter je handeling. 
  • Iets wat slecht is, is altijd slecht, ook als de uitkomst goed zou zijn.
  • Categorisch imperatief van Immanuel Kant.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

1.9 Utilitarisme/ Gevolgenethiek
  • Utilisme: is een handeling goed wanneer deze handeling zoveel mogelijk nut (utility, geluk/genot) voor zoveel mogelijk mensen oplevert.
  • Genot/plezier als iets goeds op zichzelf, pijn/leed als iets slechts op zichzelf. Genot/plezier is intrinsiek goed, pijn/leed is intrinsiek slecht.
  • Bij gevolgenethiek gaat het om de gevolgen van ons handelen.
  • --> handelen: wat je uiteindelijk zou doen bij een probleem.
  • Als het gevolg van ons handelen 'goed' is, dan is de handeling ethisch goed te noemen.

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

1.9 (Modern) Hedonisme
Genot is het hoogste goed. Ethisch gezien moet daarom pijn en verdriet vermeden worden. In de moderne tijd is het hedonisme meer en meer losgeraakt van de filosofie van Epicurus. In Modern Hedonisme gaat het veelal om het najagen van je eigen geluk, zonder aan anderen te denken. Doen waar je zin in hebt, zoveel mogelijk en zo lang mogelijk.

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Opdracht

Vergelijk de verschillende ethische visies met elkaar in twee- of drietallen.

We hebben geleerd: ethiek gaat over het handelen van mensen. 

Wat bepaalt dan per visie of een handeling goed of slecht is? Benoem ook waarin de visies onderling verschillen! 

Slide 37 - Tekstslide

Wat jezelf of een groep belangrijk vindt
Onafgesproken gedragsregel
Zeden
Mening
A zeggen en B doen
Conflict van minstens twee waarden
Kijkt naar de handeling
Kijkt naar de gevolgen
Hoe je de wereld ervaart
Lusten & driften
Waarde
Norm
Moraal
Normatief
Dubbel moraal
Moreel dilemma
Deontologie
Utilitarisme
Ego
ID

Slide 38 - Sleepvraag