Les 9 - Examen schrijven - afstemmen op het doel

Nederlands

Afstemming op het publiek

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands

Afstemming op het publiek

Slide 1 - Tekstslide

Nederlands
     Beoordelingscriteria: 
Afstemming op het publiek

Slide 2 - Tekstslide

Beoordelingscriteria
Je schrijfexamen wordt beoordeeld op:

- Samenhang
- Afstemming op het doel 
- Afstemming op de doelgroep
- Spelling; interpunctie
- Grammatica en leesbaarheid

Slide 3 - Tekstslide

Afstemming op het doel;
Wat wil jij bereiken met hetgeen je schrijft

Slide 4 - Tekstslide

Wat is geen schrijfdoel
A
Instrueren
B
Begrijpen
C
Overtuigen
D
Informeren

Slide 5 - Quizvraag

Lesplanning
Je leert in deze les hoe je een tekst afstemt op je schrijfdoel en doelgroep. 

Je gaat drie opdrachten maken in het werkboek (opdr. 3, 4 en 5) 


Slide 6 - Tekstslide

Aan wie schrijf je?
Hierbij let je op:

- toon
- woordgebruik
- voorkennis

Slide 7 - Tekstslide

Schrijfdoelen
Schrijfdoel: wat wil je bij de lezer bereiken?
instrueren - informeren - overtuigen

Je tekst heeft de kenmerken van het schrijfdoel.

Slide 8 - Tekstslide

Informerende tekst
Kenmerken:
- je geeft informatie over een bepaald onderwerp
- je geeft alleen feiten (geen mening!)
- je kunt wel meningen van anderen gebruiken, maar schrijf er dan bij van wie deze meningen zijn. 

Slide 9 - Tekstslide

Instruerende tekst

Kenmerken:
 - je legt stapsgewijs uit hoe iets gedaan of gebruikt moet worden
- je gebruikt signaalwoorden: eerst, daarna, vervolgens
- je spreekt je lezer aan met jij/je of u
- je gebruikt gebiedende wijs (werkwoord vooraan)

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld:

Hoi buuf,

Fijn dat je op Leen wilt passen. To do deze week:

Geef Leen elke dag één bakje met brokjes. Je vindt de bak met brokjes in de gangkast.
Ververs elke dag haar water.
Schep elke dag de drollen uit de kattenbak.
Geef op woensdag de planten water. 

Slide 11 - Tekstslide

Overtuigende tekst
Kenmerken:
- je probeert de lezer te overtuigen van jouw standpunt (mening of onderwerp over een vraagstuk) door het geven van jouw argumenten (redenen waarom je een bepaald standpunt inneemt)

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld:

Een studie met proefdieren lijkt me totaal overbodig en onverantwoord. (standpunt)
Waarom proefdieren gebruiken, in dit geval genetisch gemanipuleerde muizen, die onder andere huidtransplantaties moeten ondergaan, om uit te vinden hoe je tatoeages bij mensen sneller kunt verwijderen?

Er zijn genoeg proefpersonen die de proef kunnen ondergaan. Zij lieten zich al eerder op eigen verzoek 'behandelen'' en het lijkt mij dus niet meer dan eerlijk dat zij ook 'de nabehandeling'die zij zelf wensen, ondergaan. (argument)

Slide 13 - Tekstslide

Je hebt een vriendenweekend georganiseerd. Je legt je vrienden in een e-mail de route naar het vakantiehuisje uit.
A
instruerende tekst
B
overtuigende tekst
C
informatieve tekst

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een kenmerk van een instruerende tekst?
A
je geeft je mening
B
je probeert de lezer te overtuigen van jouw standpunt
C
je legt stapsgewijs iets uit aan de lezer
D
je neemt een standpunt in

Slide 15 - Quizvraag

Je hebt voor je werk een beurs bezocht. Na afloop schrijf je een verslag aan je collega's waarin je je ervaringen op de beurs deelt.
A
informerende tekst
B
overtuigende tekst
C
instruerende tekst

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een kenmerk van een informatieve tekst?
A
Je geeft alleen feiten en niet je eigen mening.
B
Je gebruikt gebiedende wijs (werkwoord vooraan in de zin).
C
Je geeft argumenten over een standpunt.
D
Je legt je lezer stapsgewijs uit hoe hij iets moet doen.

Slide 17 - Quizvraag

Doelgroep
De doelgroep is de groep mensen voor wie je je tekst schrijft. Je stemt je taalgebruik en uitleg af op de doelgroep. 

Formeel: als je schrijft voor mensen die je niet kent of voor mensen die ouder zijn dan jij ( je gebruikt 'u' en je bent beleefd)
Informeel: als je schrijft voor vrienden, bekenden of leeftijdsgenoten (je gebruikt 'jij' en je bent wat vrijer in je taal)

Slide 18 - Tekstslide

Je hebt voor je werk een cursus gevolgd. De organisatie die de cursus aanbood heeft je gevraagd een review te schrijven voor hun website.
A
formeel
B
informeel

Slide 19 - Quizvraag

Je schrijft een verslag van de cursus voor je directe collega's waarin je je ervaringen deelt.
A
formeel
B
informeel

Slide 20 - Quizvraag

Examen schrijven
Eerste voorstel: Maandag 15 maart

Slide 21 - Tekstslide

Beoordelingscriteria
Je schrijfproduct wordt beoordeeld op:

- Samenhang
- Afstemming op het doel 
- Afstemming op de doelgroep
- Spelling; interpunctie
- Grammatica en leesbaarheid

Slide 22 - Tekstslide