3V

WELCOME 3V!



1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

WELCOME 3V!



Slide 1 - Tekstslide

modal verbs

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Video

Songs in video. Answer here.How many modal verbs did you hear and which ones?

Slide 4 - Open vraag

Can & Be able to
1. Als je wilt zeggen dat iemand iets kan kun je can of be able to gebruiken.
2. Als je praat over vaardigheden dan gebruik je can, cannot en can't
3. Als je wilt zeggen dat iemand in staat is om iets te doen bijvoorbeeld naar een feestje gaan.
Zinnen met be able to zijn formeler dan can
4. als je wilt zeggen dat iemand iets kon gebruik je was / were able to + hele werkwoord.

Slide 5 - Tekstslide

I ___ swim very well.
A
can
B
am able to
C
be able to

Slide 6 - Quizvraag

She ___ do the impossible.
A
is able to
B
am able to
C
are able to
D
be able to

Slide 7 - Quizvraag

I ___ come to your party tonight.
A
can
B
am able to
C
is able to
D
are able to

Slide 8 - Quizvraag

He ___ do that yesterday.
A
was not able to
B
were not able to
C
could not able to

Slide 9 - Quizvraag

Must, have to, should, ought to
1. Should (not) + hele werkwoord als jij vindt dat iets (niet) zou moeten. Je geeft advies of raadt iets af.
2. must (not) + hele werkwoord als jij vindt dat iets (niet) moet. Krachtiger dan should.
3. has to / have to + hele werkwoord om zekerheid, noodzaak of verplichting uit te drukken. Iets moet van iemand anders
4. don't have to / doesn't have to + hele werkwoord iets hoeft niet, het is geen verplichting.
5. ought to + hele werkwoord om advies te geven, als iets moet, als iets gedaan zou moeten. Deze is erg formeel.

Slide 10 - Tekstslide

I think you ___ study a lot for tests.
A
should
B
have to

Slide 11 - Quizvraag

You ___ do your homework or you'll get a punishment.
A
must
B
have to
C
should

Slide 12 - Quizvraag

There are plenty tomatoes in the fridge, you.... buy any.
A
must not
B
should not
C
don't have to

Slide 13 - Quizvraag

May, might, be allowed to
1. may / might + hele werkwoord om toestemming te vragen of zeggen dat iets niet is toegestaan. 'may' is mogen en 'might' is zou mogen.

2. be allowed to + hele werkwoord om te zeggen dat iets (niet) is toegestaan volgens de regels.

Slide 14 - Tekstslide

.... you smoke in the school?
A
may
B
might
C
are you allowed to

Slide 15 - Quizvraag

you ... (not) drive faster than 30km/h.
A
may not
B
might not
C
are not allowed to

Slide 16 - Quizvraag


Drag the modal verbs to the correct expressions in the following slide.

Slide 17 - Tekstslide

Permission 


Possibility
Probability
Obligation
can
could
may
Toestemming
Mogelijkheid
Waarschijnlijkheid
might

will
would

Verplichting
should
must
ought to

Slide 18 - Sleepvraag

Exercise
Choose between:
must (not) / have to / has to / do not have to / does not have to

Type only the modals

Slide 19 - Tekstslide

I __ visit my friend. It's her birthday.

Slide 20 - Open vraag

Sam __ wear a uniform at school.

Slide 21 - Open vraag

You __ go to the supermarket. I'll do it.

Slide 22 - Open vraag

You __ swim in this part of the river. It is very dangerous.

Slide 23 - Open vraag

You __ drink a lot of water when it's warm.

Slide 24 - Open vraag

Homework: 


The next slide has a link about the modal verbs. Open the link and click on Video uitleg 'Engelse modals'


Slide 25 - Tekstslide


Homework:
Open the links in the next two slides and make the excercises.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Link

Slide 28 - Link